Acht en Dertigste Hoofdstuk.

Acht en Dertigste Hoofdstuk.S.Geopenbaard te Mekka.—88 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.S1.1.Ik zweer bij den Koran, gevuld met waarschuwingen. Waarlijk, de ongeloovigen zijn verkleefd aan trotschheid entwist.2.Hoevele geslachten hebben wij voor hen verdelgd en zij riepen om genade; maar het was geen tijd meer om aan de straf te ontkomen.3.Zij zijn verbaasd, dat een uit hen geboren waarschuwer tot hen is gekomen. En de ongeloovigen zeggen: Deze man is een toovenaar en een leugenaar.4.Verklaart hij dat de goden één God zijn? Waarlijk dit is eene zonderlinge zaak.5.En de voornaamste lieden onder hen vertrokken2, zeggende tot elkander: Gaat en volhardt in de vereering uwer goden, waarlijk; u er van af te trekken is de bedoelde zaak3.6.Wij hebben niet van zoo iets in den laatsten godsdienst gehoord.4. Dit is niets dan eene valsche uitvinding.7.Werd hem bij voorkeur boven een ander onzer eene waarschuwing nedergezonden? Waarlijk, zij verkeeren in eene dwaling omtrent mijne waarschuwing; doch zij hebben mijne wraak nog niet geproefd.8.Zijn de schatten der genade van uwen Heer, den Machtige, den Milddadige, in hunne handen?9.Is het koninkrijk der hemelen en der aarde, en van hetgeen er tusschen is, in hun bezit? Indien dit zoo is, laat het dan met ladders (touwen) ten hemel opstijgen.10.Maar hunne legers, hoe talrijk die ook mochten zijn, zullen op de vlucht gejaagd worden.11.Het volk vanNoach, de stam vanAdenPharao, de bezitter der staken5beschuldigden, voor hen, de profeten van bedrog.12.Ook de stam vanThamoeden het volk vanLot, en de bewoners van het woud nabijMadian6deden dit en waren de bondgenooten tegen Gods gezanten.13.Zij allen deden niet anders, dan hunne gezanten van valschheid beschuldigen, waardoor mijne wraak rechtvaardig op hen werd uitgeoefend.14.En deze wachten slechts op een klank der trompet, die niet uitgesteld zal worden.15.En zij zeggen spottende: O Heer! geef ons ons deel voor den dag der rekenschap.16.Verdraag geduldig wat zij bedrijven en herinner hen onzen dienaarDavid, die met sterkte7begaafd was; want hij was iemand, die zich ernstig tot God wendde.17.Wij dwongen de bergen, onzen lof met hem te verkondigen, des avonds en bij het opgaan der zon;18.Alsook de vogelen die zich tot hem verzamelen8, en die allen dikwijls met dat doel bij hem terug keerden.19.Wij stichten zijn koninkrijk, en wij gaven hem wijsheid en welsprekendheid van woorden.20.Is het verhaal der twee twistende9tot uwe kennis gekomen, toen zij, over den muur, in de bovenste vertrekken kwamen?21.Toen zij totDavidbinnenkwamen, en hij bevreesd voor hen was10, zeiden zij: Vrees niet, wij zijn twee tegenstanders, die een twist met elkander te beslechten hebben. De een van ons heeft den ander nadeel toegebracht: richt dus tusschen ons met waarheid: wees niet onrechtvaardig en leid ons op den rechten weg.22.Deze, mijn broeder heeft negenennegentig schapen, en ik had slechts eene ooi, en hij zeide: Geef mij die, om ze te houden, en hij overwon mij in den twist, dien wij te zamen hadden.23.Davidantwoordde: Waarlijk hij heeft u slecht behandeld, door u uwe ooi te vragen, als eene bijvoeging tot zijne eigen schapen; en velen van hen, die eene zaak met elkander hebben, benadeelen elkander, behalve zij, die gelooven en doen wat rechtvaardig is. Maar hoe weinigen zijn dat! EnDavidbemerkte, dat wij hem door deze gelijkenis hadden beproefd, en hij vroeg vergiffenis van zijn Heer; hij viel neder, boog zich en betoonde berouw11.24.Daarom vergaven wij hem zijne fout, en hij zal toegelaten worden om ons te naderen, en hij zal eene uitmuntende verblijfplaats in het paradijs hebben.25.ODavid! wij hebben u aangewezen, als een uitverkoren vorst op de aarde; oordeel dus tusschen de menschen met waarheid, en volg niet uw eigen hartstocht, opdat hij u niet van Gods weg doe afdwalen; want zij die van Gods weg afdwalen, zullen eene ernstige straf ondergaan, dewijl zij den dag van hulp hebben vergeten.26.Wij hebben de hemelen en de aarde en wat daartusschen is, niet in ijdelheid geschapen12. Dit is het oordeel der ongeloovigen; maar wee over hen, die niet gelooven, hun deel is het hellevuur.27.Zullen wij met hen, die gelooven en goede werken verrichten, evenzoo doen, als met hen, die verderfelijk op aarde handelen? Zullen wij met den vrome even als met den zondaar handelen?28.OMahomet! wij hebben u een gezegend boek nedergezonden, opdat gij aandachtig over de teekenen daarvan zoudt nadenken, en de met verstand begiftigde menschen gewaarschuwd zouden mogen wezen.29.En wij gaven aanDavid Salomo. Welk een uitmuntende dienaar! want hij wendde zich dikwijls tot den Heer.30.Toen de paarden, staande op drie pooten, en den grond met den kant van den vierden poot aanrakende en vlug in hunnen loop, des avonds voor hem werden ten toon gesteld13.31.Zeide hij: Waarlijk, ik heb de liefde der aardsche goederen bemind, boven de herdenking van mijn Heer, en heb den tijd besteed aan het beschouwen dezer paarden, terwijl de zon door den sluier des nachts is verborgen; breng de paarden weder voor mij.32.En toen zij teruggebracht waren, begon hij hunne pooten en halzen af te snijden.33.Ook beproefden wijSalomo, en plaatsten een nagebootst (misvormd) lichaam opzijntroon14. Daarna wendde hij zich tot God.34.En zeide: O Heer! vergeef mij en mijn koninkrijk, dat door niemand na mij zal worden verkregen; want gij zijt de schenkervan koninkrijken.35.En wij onderwierpen den wind aan hem, die op zijn bevel zachtjes heengleed, werwaarts wij dien richtten.36.En wij onderwierpen hem ook de duivels en, onder deze, degenen die behendig waren in het bouwen en van het duiken naar parelen.37.En wij leverden hem anderen over, die geketend waren, zeggende:38.Dit is ons geschenk; wees dus mild, of wees spaarzaam tegenover wien gij dit geschikt zult oordeelen15, zonder daarvan rekenschap af te leggen.39.En hij zal ons naderen, en een heerlijk verblijf in het paradijs hebben.40.En gedenk onzen dienaarJob16, toen hij tot zijnen Heer riep, zeggende: Waarlijk, Satan heeft mij met rampen en pijn bedroefd.41.En er werd tot hem gezegd: Strijk de aarde met uwen voet; en toen hij dit had gedaan, ontsprong er eene fontein, en er werd tot hem gezegd: Dit is voor u, om u er mede te wasschen, te verfrisschen en om te drinken.42.En wij gaven hem zijn gezin terug, en nog eens zooveel bovendien, door onze genade.43.En wij zeiden tot hem: Neem een handvol (of bundel)17in uwe hand en sla er uwe vrouw mede18, en breek uwen eed niet19. Waarlijk, wij bevonden, dat hij een geduldig persoon was.44.Welk een uitmuntend dienaar was hij: want hij was iemand, die zich dikwijls tot ons wendde.45.Gedenk ookonze dienarenAbraham,IzaäkenJacob, die dappere en voorzichtige menschen waren.46.Waarlijk, wij zuiverden hen met eene volkomene zuivering, door de herdenking van het volgende leven.47.En zij waren goede menschen en voor ons aangezicht uitverkoren.48.En gedenkIsraël, enElisha20enDhoe’lkefl21: want deze allen waren goede menschen.49.Dit is eene vermaning. Waarlijk, de vromen zullen eene uitnemende plaats hebben, om er terug te keeren;50.Namelijk, tuinen van eeuwig verblijf, waarvan de ingangen voor hen zullen openstaan.51.Als zij daarin nederliggen, zullen zij er verschillende soorten vruchten en dranken vinden.52.En nabij hen zullen de maagden van het paradijs zitten, hare blikken van ieder afwendende; behalve van hare bruidegommen, van gelijken ouderdom als zij22.53.Dit is, wat u vóór den dag der rekenschap beloofd werd.54.Dit is onze overvloed, die niet falen zal.55.Dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen. Maar voor de zondaren is eene slechte schuilplaats gereed gemaakt;56.Namelijk de hel: zij zullen daarin geroepen worden om verbrand te worden, en dat zal eene ellendige rustplaats wezen;57.Proef dit, zal men hun zeggen; namelijk kokend water en het bedorven vocht, dat uit de lijken der verdoemden vloeit.58En verschillende andere dingen van dezelfde soort.59.En er zal tot de verleiders gezegd worden: Deze schaar, die door u werd geleid, zal te zamen met u, van boven neder in de hel geworpen worden. Zij zullen niet verwelkomd worden; want zij zullen het vuur binnengaan om verbrand te worden.60.En de verleiden zullen tot hunne verleiders zeggen: Waarlijk, gij zult niet verwelkomd worden; gij hebt deze kastijding over ons gebracht, en de hel is een ellendig verblijf!61.Zij zullen zeggen: O Heer! verdubbel in het hellevuur de marteling van hen, die deze straf over ons gebracht hebben.62.En de ongeloovigen zullen zeggen: Waarom zien wij de menschen niet, welke wij onder de zondaren telden.63.En die wij met spot ontvingen? Of missen onze oogen hen?64.Inderdaad, dat is eene waarheid; namelijk de twist onder de bewoners van het hellevuur.65.OMahomet! zeg tot de afgodendienaars. Waarlijk, ik ben slechts een waarschuwer, en er is geen god, buiten den eenen, eenigen God, den Almachtige.66.Den Heer van hemelen aarde en alles wat daartusschen is, den Machtige, den Vergever van zonden.67.Zeg: het is eene gewichtige zending.68.Waarvan gij u afwendt.69.Ik had geene kennis van de verheven vorsten23, toen zij omtrent de schepping van den mensch twistten.70.(Het werd mij slechts geopenbaard als een bewijs, dat ik een openbaar prediker was);71.Toen uw Heer tot de engelen zeide: Ik zal den mensch van klei scheppen.72.Als ik hem geschapen, en hem mijn geest zal hebben ingeblazen, valt gij voor hem neder, en aanbidt hem24.73.En al de engelen vereerden hem in het algemeen.74.BehalveEblis, die door hoogmoed was opgeblazen en een ongeloovige werd.75.God zeide tot hem: OEblis! wat verhindert u, datgeene te vereeren, wat ik met mijne handen heb geschapen.76.Zijt gij opgeblazen door ijdele trotschheid? of zijt gij werkelijk iemand van verheven verdienste?77.Hij antwoordde: Ik ben uitnemender dan hij. Gij hebt mij van vuur geschapen, en hem hebt gij van klei gemaakt.78.God zeide tot hem: Ga dus weg van hier; want gij zult van de genade verdreven (gesteenigd) worden.79.En mijn vloek zal op u rusten, tot den dag des oordeels.80.Hij hernam: O Heer! geef mij uitstel tot den dag der opstanding.81.God zeide: Waarlijk, gij zult een van hen zijn, die uitstel zullen ontvangen.82.Tot den dag van den bepaalden tijd.83.Ebliszeide: Ik zweer bij uw macht, dat ik hen allen zal verleiden.84.Behalve uwe dienaren, die bijzonder onder hen gekozen zullen worden.85.God zeide: Het is een rechtvaardig vonnis, en ik spreek de waarheid; ik zal zekerlijk de hel met u vullen, en met dezulken die u volgen; allen te zamen25.86.Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag geenerlei belooning van u, voor deze mijne prediking, noch ben ik een van hen, die zich meester maken van een deel van datgene wat hun niet toebehoort.87.De Koran is niets anders dan een vermaning aan alle schepselen.88.En na een zekeren tijd zult gij zekerlijk weten, wat van het daarin geschonkene, waar is.1De beteekenis van deze letter (Sad) is onbekend. Sommigen gissen dat die voorSidk, zijnde waarheid, staat, of voorSadaka(צדיק,צדקת) zijnde:hij(namelijkMahomet)spreekt de waarheid. Anderen geven verschillende veronderstellingen op, die daarin overeenkomen, dat zij alle even onzeker zijn.2De Koreïshieten waren namelijk zeer verstoord door de bekeering vanOmar. De voornaamste hunner begaven zich daarop gezamenlijk naarAboe Taleb, ten einde zich bij hem over de handelingen van zijn neefMahomette beklagen. Daar zij echter door de argumenten van den profeet in verwarring en tot stilzwijgen gebracht werden, verlieten zij de vergadering en moedigden elkander in hunne weerspannigheid aan (Al Beidâwi).3Namelijk ons van hunne vereering af te trekken.4Zijnde in den godsdienst, welken wij van onze vaderen ontvingen, of in den godsdienst vanJezus, den laatsten voor de zending vanMahomet, en waarin de drieëenheid voorkomt (Al Beidâwi).5Savaryvertaalt dit:Pharaodoor zijne lievelingen omringd. Overigens zegtJallalo’ddin, tot opheldering van deze plaats, waarbij wij de vertaling vanSalehebben gevolgd, datPharaode gewoonte had, degenen, welke hij wilde straffen, met de handen en voeten aan vier in den grond geplaatste staken te doen bevestigen en hen zoo te martelen. Sommigen verklaren de woorden, die ook door “de heer of de meester der staken” kunnen worden vertaald, figuurlijk, als beeld van het hechte bestaan vanPharaoskoninkrijk, dewijl de Arabieren hunne tenten door middel van staken bevestigen (Al Beidâwi); doch zij kunnen ook de weerspannigheid en hardvochtigheid van dien vorst bedoelen.6ZieHoofdstuk XV, vers 78.7De uitleggers veronderstellen, dat hier de geschiktheid bedoeld wordt om de vaak herhaalde uitoefening der godsdienstplichten vol te houden. Zij zeggen, datDavidgewoon was, om den anderen dag te vasten, en de helft van den nacht in gebeden door te brengen.8ZieHoofdstuk XXI, vers 79.9Dit waren twee engelen, die in de gedaante van menschen totDavidkwamen, om zijn oordeel te vragen over den gewaanden en hierboven medegedeelden twist. Het is slechts de parabel vanNathanenDavid(2Sam. XII) met eene kleine wijziging.10Omdat zij plotseling tot hem kwamen, op een dag van afzondering, toen de deuren bewaakt waren en niemand toegelaten werd, ten einde zijne godsdienstige overpeinzingen niet te storen. Zij zeggen namelijk, datDavidzijn tijd geregeld verdeelde, een dag afzonderlijk met het dienen van God doorbrengende, een anderen om bij zijn volk recht te spreken, een anderen dag om voor hen te prediken en een anderen dag aan zijne eigen zaken besteedde (Al Beidâwi, Jallalo’ddin).11De misdaad waaraanDavidzich schuldig maakte, was het nemen der vrouw vanUriah, terwijl hij beval, dat men haar man aan het hoofd van den slag zou plaatsen, opdat hij gedood mocht worden (Al Beidâwi, Jallalo’ddin). Sommigen veronderstellen, dat dit verhaal medegedeeld werd, om als een waarschuwing voorMahomette dienen, die naarhet schijnt neiging had om te begeeren, wat een ander toebehoorde.12Door te veroorloven dat de onrechtvaardigheid ongestraft en de rechtvaardige onbeloond bleef.13Salomohad uit de veroverde stedenDamascusenNisibiseen groot aantal paarden medegebracht; anderen zeggen, dat het paarden waren dieDavidop de Amalekieten buit gemaakt en aan zijn zoon als erfenis nagelaten had; anderen weder, dat deze paarden uit de golven der zee waren voortgekomen en vleugels hadden. Toen men deze duizend paarden voorSalomovoerde, beschouwde hij die zoo lang, dat hij het uur des gebeds vergat; maar toen hij dit bemerkte, liet hij de dieren grootendeels ombrengen als offeranden, terwijl hij een honderdtal der schoonste behield. Om hem voor dit verlies te troosten, onderwierp God hem de winden (Al Beidâwi, al Zamakshari, Yahya).14NadatSalomoSidonveroverd en den koning dier stad gedood had, nam hij zijne dochter als bijzit. Zij kreeg verlof het standbeeld haars vaders in hare vertrekken te mogen plaatsen; zij en hare dienstmaagdenaanbaden dit en brachten zoodoende den afgodendienst onder het dak vanSalomo, waaraan deze, door het vernielen der beelden een einde maakte. God wilde hem echter voor die zwakheid straffen.Salomohad de gewoonte, telkens als hij naar het bad ging, zijn ring het zinnebeeld der macht, en den talisman, door welken hij over de geniussen heerschte, in handen van eene zijner vrouwen te laten. Een demon gelukte het, zich, door het aannemen vanSalomo’sgedaante, er meester van te maken en zich op den troon te plaatsen.Salomodie, zoodoende, van zijnen rang was beroofd, verloor het koninkrijk en was verplicht op aarde rond te dwalen, tot de ring, die door den boozen geest in zee was geworpen, door een visscher opgehaald en aanSalomoteruggegeven was, waardoor hij zijne macht herwon (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Abu’Lfeda.).15Sommigen veronderstellen, dat deze woorden betrekking hebben op de geniussen, en datSalomodaardoor wordt gemachtigd, naar zijn welbehagen, sommige van hen in vrijheid te stellen of in ketens te klinken.16ZieHoofdstuk XXI, vers 83.17Het oorspronkelijke drukt niet uit, waaruit deze handvol bestond. Een verklaarder veronderstelt, dat het slechts eene handvol droog gras of biezen was; een ander, dat het de tak van een palmboom zou zijn geweest.Zie de noten vanvers 83, Hoofdstuk XXI.18De uitleggers komen niet overeen, omtrent het misdrijf door de vrouw vanJobbegaan, weshalve zij deze kastijding kon verdienen. Reeds vroeger hebben wij daarover gesproken. (ZieHoofdstuk XXI de noot van vers 83.)Sommigen denken, dat het slechts was, omdat zij bij eene boodschap te lang uitbleef.19Want hij had gezworen, haar na zijn herstel, honderd slagen te zullen geven.20ZieHoofdstuk VI, vers 86.21ZieHoofdstuk XXI, vers 85.Al Beidâwispreekt hier van eene andere overlevering nopens dezen profeet, zijnde, dat hij een honderdtal Israëlieten onderhield en verzorgde, die tot hem vluchtten, na aan eene zekere slachting te zijn ontkomen, voor welke daad hem waarschijnlijk den naam vanDhoe’lkeflwerd gegeven, daar de oorspronkelijke beteekenis van werkwoordcafolabeteekent: iemand te onderhouden of zorg voor hem te dragen. Indien men op deze overlevering eene veronderstelling zou mogen bouwen, zegtSale, dan zou ik mij verbeelden, dat de bedoelde persoonObadiahde gouverneur vanAshabshuis was (ZieI KoningenXVII : 4.)22Zijnde, omstreeks dertig of drieëndertig.23Namelijk de engelen.24ZieHoofdstuk II, vers 32.25ZieHoofdstuk VII, vers 17enHoofdstuk XV, vers 43.Negen en Dertigste Hoofdstuk.De Scharen1.Geopenbaard teMekka.2—75 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.De openbaring van dit boek is van den machtigen denwijzen God.2.Waarlijk, wij hebben u dit boek met waarheid geopenbaard: dient dus God, en vertoont hun den waren godsdienst.3.Zijt gij Gode geen waren godsdienst verschuldigd?4.Maar wat hen betreft, die zich andere beschermers naast hem uitkiezen, zeggende: Wij aanbidden hen alleen, opdat zij ons nader tot God zouden mogen brengen, waarlijk, God zal tusschen hen richten, nopens hetgeen waaromtrent zij verschillen.5.Waarlijk, God zal dengeen niet richten, die leugenaar of ondankbaar is.6.Indien God begeerd zou hebben, een zoon te bezitten, zou hij zeker naar zijn welbehagen gekozen hebben, uit datgene wat hij geschapen heeft. Maar zoo iets zij verre van hem! Hij is de eenige, de almachtige God.7.Hij heeft de hemelen en de aarde geschapen met waarheid: hij doet den dag door den nacht opvolgen, en hij doet den nacht door den dag vervangen, en hij dwingt de zon en de maan hare diensten te volbrengen: ieder van haar haast zich, een bepaalden tijdkring te voltooien. Is hij niet de Machtige, de Vergever van zonden?8.Hij schiep u uit een man, en vormde daarna uit hem zijne vrouw; en Hij heeft u vier paren vee3geschonken. Hij vormde u, in de ingewanden uwer moeders door verschillende, trapsgewijze vormingen4, in de de duisternis van drie sluiers5. Dit is God uw Heer; hem behoort het koninkrijk; er is geen God buiten hem. Waarom hebt gij u dus van zijne vereering tot den afgodendienst gewend?9.Indien gij ondankbaar zijt, waarlijk, God heeft u niet noodig; doch hij bemint geene ondankbaarheid bij zijne dienaren; maar indien gij dankbaar zijt, zal hij zich zeer met u verheugen. Eene beladen ziel zal den last eener andere niet dragen; daarna zult gij tot uwen Heer wederkeeren, en hij zal u verklaren wat gij verricht hebt en u dienovereenkomstig beloonen;10.Want hij kent de binnenste deelen uwer borsten.11.Als de droefheid een mensch overvalt, roept hij zijnen Heer aan en wendt zich tot hem; maar daarna, als God hem van zijne gunst heeft geschonken, vergeet hij het Wezen, dat hij te voren heeft aangeroepen, en stelt anderen gelijk met God, opdat hij de menschen van hunnen weg zou afleiden. Zeg tot zulk een man: Geniet dit leven in uwe ongetrouwheid voor een korten tijd; maar hierna zult gij zekerlijk een der bewoners van het hellevuur zijn.12.Zal hij, die zich in de uren des nachts aan het gebed overgeeft, nedergebogen en staande, en die zorg draagt voor het volgende leven en op de genade van zijn Heer hoopt, behandeld worden als de goddeloozen? Zeg: Zullen zij, die hunnen plicht kennen en zij, die dien niet kennen, gelijk staan? Waarlijk alleen de man van verstand zal gewaarschuwd worden.13.Zeg: o mijnedienaren, die gelooft! vreest uwen Heer. Zij, die goed in deze wereld doen, zullen goede belooning in de volgende ontvangen6en Gods aarde is ruim7. Waarlijk, zij die met geduld volharden, zullen hunne belooning, zonder maat ontvangen.14.Zeg: Mij is bevolen God te vereeren en hem den zuiveren godsdienst te wijden, en mij is bevolen de eerste Moslem te zijn815.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik mijn Heer ongehoorzaam ben.16.Zeg: ik vereer God, terwijl ik hem eenen zuiveren godsdienst wijde.17.Maar gij aanbidt, buiten hem, wat gij wilt. Zeg: Waarlijk, zij zullen de verliezers zijn, die op den dag der opstanding hunne eigene zielen en hunne gezinnen zullen verliezen; is dit geen duidelijk verlies?18.Boven hen zullen daken van vuur, en onder hen vloeren van vuur wezen. Daarmede bedreigt God zijne dienaren; vreest mij dus, o mijne dienaren!19.Maar zij, die de vereering van afgoden vermijden en tot God gewend zijn, zullen goede tijdingen ontvangen. Breng dus goede tijdingen tot mijne dienaren, die naar mijn woord luisteren, en volgen wat daarin het uitnemendst is. Dit zijn degenen die God richt en dat zijn menschen van verstand.20.Kunt gij dus hem, oMahomet! over wien het vonnis der eeuwige straf rechtvaardig werd uitgesproken, of hem bevrijden, die bestemd is het hellevuur te bewonen.21.Maar voor hen, die hunnen God vreezen, zullen verheven verblijfplaatsen in het paradijs gereed gemaakt wezen, waarboven andere vertrekken zullen gebouwd zijn, en onder welke rivieren zullen stroomen. Dit is Gods belofte, en God zal niet te kort doen aan zijne belofte.22.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dit in de aarde doet gaan om er bronnen van te vormen, en daardoor graan (planten) van verschillende soorten voortbrengt? Daarna doet hij die verdorren, en gij ziet haar geel worden; en daarna doet hij die tot stof worden. Waarlijk hierin is eene onderrichting voor mannen van verstand.23.Zal dus hij, wiens borst verwijd is, om den godsdienst van den Islam te ontvangen, en die het licht van zijn Heer volgt, zoo als hij wezen, wiens hart versteend is omtrent de herdenking van God! Zij verkeeren in eene duidelijke dwaling.24.God heeft een uitnemend woord geopenbaard; een boek, dat overeenkomstig zichzelven is, en herhaalde vermaningen bevat. De huid van hen die hunnen Heer vreezen, krimpt uit vrees daarvoor ineen, daarna worden, bij de herdenking van hunnen Heer, hunne huiden en ook hunne harten zacht. Dit is de leiding van God; hij wil daardoor leiden wien hem behaagt, en hij, dien God zaldoen dwalen, zal geen leider hebben.25.Zal dus hij, die op den dag der opstanding verplicht zal wezen, zich met zijn aangezicht te beschutten9tegen de gestrengheid der straf, gelijk zijn aan hem, die daarvoor veilig is? Den goddeloozen zal gezegd worden: Proeft wat gij hebt verdiend.26.Zij die vóór hen waren, beschuldigden hunnen gezanten van bedrog; daarom kwam eene straf op hen, van waar zij het niet verwachtten.27.En God vernederde hen in dit leven, maar de straf van het volgende leven zal zekerlijk grooter wezen. Indien zij mannen van verstand waren, zouden zij dit weten.28.Wij hebben den mensch thans, in dezen Koran, alle soorten van gelijkenissen voorgesteld, opdat hij gewaarschuwd zou wezen.29.Een Arabische Koran waarin geen bochten zijn10; opdat zij God zouden vreezen.30.God stelt als eene gelijkenis een man voor, die verscheidene makkers heeft, welke onder elkander verschillen, en een man die zich geheel aan een persoon overgeeft11: zullen dezen met elkander gelijk gesteld worden? Dank den Heere. Neen! Maar het meerendeel hunner begrijpen niet.31.Waarlijk, gij, oMahomet! zult sterven.32.En gij zult met elkander daarover, op den dag der opstanding, voor uwen Heer twisten.33.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God uitdenkt, en waarheid loochent als die tot hem komt? Bestaat er dan geene woning in de hel voor de ongeloovigen.34.Maar hij die waarheid brengt, en hij die daaraan geloof hecht12, dat zijn zij die God vreezen.35.Zij zullen alles verkrijgen, wat zij voor het aangezicht van hunnen Heer ook mogen begeeren; dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen.36.God zal het slechtste uitwisschen van hetgeen zij hebben bedreven, en zal hun hunne belooning geven, overeenkomstig de uiterste verdiensten van het goede, dat zij gedaan zullen hebben.37.Is God geen toereikend beschermer van zijn dienaar? Zij zullen nog trachten u bevreesd te maken voor de valsche godheden welke zij nevens God aanbidden13. Maar hij, wien God doetdwalen, zal niemand hebben om hem te leiden.38.En hij, die door God gericht wordt, zal door niemand kunnen misleid worden. Is God niet machtig, en in staat te wreken? Indien gij hun vraagt, wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, zullen zij zekerlijk antwoorden: God.39.Zeg: Denkt gij dus, dat de godheden, die gij naast God aanroept, in staat zijn, mij van zijne bezoeking te verlossen, indien het Gode behaagt mij te bezoeken? of dat zij in staat zijn, zijne genade te weerhouden, indien het hem behaagt mij genade te betoonen? Zeg: God is mijn toereikende ondersteuner; laten zij in hem hun vertrouwen stellen, die dat in niemand trachten te plaatsen.40.Zeg: O mijn, volk! handelt gij overeenkomstig uw vermogen; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig het mijne.41.Hierna zult gij weten aan wien van ons eene straf zal worden opgelegd, die hem met schaamte bedekken, en op wien eene zware straf nederkomen zal.42.Waarlijk, wij hebben u het boek van den Koran, tot onderrichting van den mensch, in waarheid geopenbaard. Wie daardoor gericht zal worden, zal gericht zijn ten voordeele zijner eigene ziel, en wie dwalen zal, zal slechts tegen zijne ziel dwalen; en gij zijt geen bewaker van hen.43.God neemt de zielen der menschen, op den tijd van hunnen dood tot zich en ook van hen, die niet sterven, neemt hij de ziel in hunnen slaap14, en hij onthoudt haar hun, omtrent welke hij het besluit des doods heeft genomen15; maar hij zendt de overigen tot een bepaald tijdperk terug16. Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die overwegen.44.Hebben de Koreïshieten afgoden genomen tot hunne tusschenpersonen bij God? Zeg: Wat! niettegenstaande deze geene macht over iets bezitten, noch verstand bezitten.45.Zeg: Tusschentreding is geheel in Gods bestiering17: hem is het koninkrijk van hemel en aarde, en hierna zult gij tot hem terugkeeren.46.Als de eenige God wordt vermeld,krimpthet hart van spijt ineen van hen, die niet in het volgende leven gelooven; maar als de valsche goden, die naast hem vereerd worden, vermeld worden, ziet, dan zijn zijmet vreugde vervuld.47.Zeg: O God! schepper van hemel en aarde, die weet wat geheim en wat duidelijk is, gij zult tusschen uwe dienaren richten nopens datgene waaromtrent zij verschillen.48.Indien zij, die onrechtvaardig handelen, meesters waren van alles wat op de aarde is en nog meer daarenboven, waarlijk, zij zouden het geven om zich zelven los te koopen, van de smart der straf op den dag der opstanding, en daar zullen hun, van God verschrikkingen verschijnen, welke zij zich nimmer konden verbeelden.49.En daar zullen hun hunne booze daden duidelijk verschijnen, en datgene, waarover zij gespot hebben, zal hen omringen.50.Als de mensch door droefheid wordt getroffen, roept hij ons aan, doch daarna, als wij hem van onze gunst hebben geschonken, zegt hij: ik heb het alleen ontvangen wegens Gods bekendheid met mijne verdiensten18. Integendeel, het is eene proef; maar het meerendeel hunner weet het niet.51.Zij die vóór hen waren, zeiden hetzelfde19; maar datgene wat zij gewonnen hebben, is hun niet van voordeel, en het booze, dat zij hebben bedreven, valt op hen.52.En al wie vanMekka’sbewoners onrechtvaardig zal hebben gehandeld, op dien zullen eveneens de booze daden vallen, welke zij verdiend hebben20; nimmer zullen zij de goddelijke wraak verijdelen.53.Weten zij niet, dat God zijnen voorraad overvloedig besteedt aan wien hem behaagt, en dat hij spaarzaam is naar zijn welbehagen? Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die gelooven.54.Zeg: O mijne dienaren! die tegen uwe eigene zielen hebt gezondigd, wanhoopt niet omtrent Gods genade; gij weet dat God alle zonden vergeeft21; want hij is genadig en barmhartig.55.En weest tot uwen Heer gekeerd en onderwerpt u aan hem, voor de bedreigde straf u overvalle; want dan zult gij niet geholpen worden.56.En volgt de uitmuntendste onderrichtingen, die u van uwen Heer zijn nedergezonden, alvorens de straf plotseling op u nederkome, en gij de nadering daarvan niet bemerkt.57.En eene ziel zegt, helaas! Ik was zorgeloos omtrent mijn plicht nopens God; waarlijk, ik was een spotter.58.Of die zegt: Indien God mij zou geleid hebben, waarlijk, dan ware ik een vrome geweest.59.Of die zegt, op het zien der gereedgemaakte straf: indien ik nog eens in dewereldkon terugkeeren, zou ik een rechtvaardige worden.60.Maar God zal antwoorden: Mijne teekens kwamen vroeger tot u, en gij hebt die van valschheid beschuldigd;gij waart opgeblazen door trotschheid en werd een ongeloovige.61.Op den dag der opstanding zult gij de aangezichten van hen, die leugens omtrent God hebben uitgedacht, zwart zien worden. Is er geen verblijf voor de laatdunkenden in de hel gereed gemaakt?62.Maar God zal degenen bevrijden die hem zullen vreezen, en hen in hunne plaats van veiligheid leiden: het kwaad zal hen niet bereiken en zij zullen niet bedroefd worden.63.God is de schepper van alle dingen, en hij is de beheerscher van alle dingen. Hem behooren de sleutels van hemel en aarde; en zij die niet in de teekens van God gelooven, zullen te gronde gaan.64.Zeg: Gebiedt gij mij daarom iets anders dan God te aanbidden, gij dwazen?65.Nadat het u door openbaring is gezegd, en ook tot de profeten die vóór u waren, zeggende: Waarlijk, indien gij deelgenooten met God vereenigt, zullen al uwe werken zonder eenig nut wezen, en gij zult zekerlijk een van hen zijn, die te gronde gaan.66.Vreest dus veeleer God, en weest dankbaar.67.Maar zij schatten God niet op de juiste waarde, terwijl de geheele aarde op den dag der opstanding, slechts eene handvol voor hem zal uitmaken, en de hemelen in zijne rechterhand ineengerold zullen worden. Geloofd zij hij, en verre verheven boven de afgoden, welke zij met hem vereenigen!68.Eene trompet zal geblazen worden22, en allen die in den hemel en op aarde zijn, behalve zij, omtrent welke het Gode zal behagen, hen van het algemeene lot uit te zonderen23, zullen den geest geven. Daarna zal nog eens geblazen worden, en ziet, zij zullen verrijzen en opzien.69.En de aarde zal schitteren door het licht van haren Heer, en het boek zal opengelegd worden, en de profeten en martelaren zullen als getuige worden gebracht; en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld; en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.70.En iedere ziel zal ten volle worden beloond, overeenkomstig hetgeen zij zal hebben verricht; want hij weet volkomen wat zij doen.71.En de ongeloovigen zullen bij scharen in de hel worden gedreven, totdat, als zij daar zullen aankomen, hare poorten zullen worden geopend, en de bewaarders daarvan zullen tot hen zeggen: Kwamen geene gezanten uit uw midden tot u, die de teekens van uwen Heer herinnerden,en u voor de ontmoeting van dezen uwen dag waarschuwden. Zij zullen antwoorden: Ja; maar het vonnis van eeuwige straf is rechtvaardig over de ongeloovigen uitgesproken24.72.Men zal tot hen zeggen: Treedt de poorten der hel binnen, om daarin voor eeuwig te wonen, en ellendig zal het verblijf der trotschen zijn!73.Maar zij, die hunnen Heer hebben gevreesd, zullen bij scharen naar het paradijs worden geleid, tot zij daar zullen aankomen; en de poorten daarvan zullen dadelijk worden opengezet, en de wachten daarvan zullen tot hen zeggen: Vrede zij op u! gij waart goed: treedt dus het paradijs binnen, ten einde daar voor eeuwig te verblijven.74.En zij zullen antwoorden: Geloofd zij God, die zijne belofte heeft vervuld en ons de aarde heeft doen erven25, opdat wij in het paradijs zouden wonen, waar het ons behaagt. Hoe uitmuntend is de belooning van hen, die rechtvaardigheid uitoefenen!75.En gij zult de engelen zien, gaande in optocht om den troon, den lof van hunnen Heer verkondigende, en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld, en zij zullen zeggen: Geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!1Deze titel is ontleend aanvers 71.2Behalvevers 54(Jallalo’ddin,Al Beidâwi).3ZieHoofdstuk VI, vers 145.4ZieHoofdstuk XXII, vers 5.5Zijnde, de buik, de ingewanden en de vliezen, die de vrucht omsluiten.6Of: zij die goed doen, zullen goed zelfs in deze wereld ontvangen.7Laat dus hij, die zijnen godsdienst niet in zekerheid kan uitoefenen op de plaats, waar hij verblijf houdt, of geboren is, naar eene plaats van vrijheid en veiligheid ontvluchten (Al Beidâwi)8Zijnde de eerste der Koreïshieten, die den waren godsdienst belijdt; ook de leider, of het hoofd der Moslems.9Want zijne handen zullen aan zijn nek vastgeketend wezen, en hij zal niet in staat zijn iets anders te doen dan zijn aangezicht aan het vuur bloot te stellen (Al Beidâwi).10Zijnde geen tegenspraak, gebrek of twijfel.11Deze plaats stelt de onzekerheid van den afgodendienaar voor, die door het dienen van verschillende meesters afgetrokken wordt, en de voldoening des gemoeds, die den aanbidder van den eenigen waren God wacht.(Al Beidâwi).12ZijndeMahometen zijne volgelingen. Sommigen veronderstellen, dat door de hierna volgende woorden, bijzonderAboe Bekrwordt bedoeld, dewijl hij de waarachtigheid van den profeet betuigde, wat zijne reis naar den hemel betreft.13De Koreïshieten waren gewoon aanMahomette zeggen, dat zij vreesden, dat hunne goden hem eenig nadeel toebrengen, of hem van het gebruik zijner ledematen, of van zijne rede berooven zouden, omdat hij oneerbiedig van hen sprak.14Volgens deze plaats zijn de zielen van hen die slapen, bij God; Hij ontvangt die, en zendt die dan eens terug en behoudt die dan weder, naar gelang de bepaalde tijd al of niet is afgeloopen. Het gebruik van het woordteveffa, in deze plaats, ondersteunt, wat wij in de noot vanHoofdstuk III, vers 48hebben gezegd. Wij doen bij deze gelegenheid opmerken, dat het woorden fous(meervoudig vannafs, zielרפש), persoon of individu beteekent en onderscheiden moet worden vanrouh, (רוח) ziel, geeft, hoewel derouh(meervoudigerwah) ook sterven beteekent, en dat de engelen mede moeten sterven, om daarna te worden opgewekt.15Hun niet veroorlovende in hunne lichamen terug te keeren.16Zijnde: In hunne lichamen als zij ontwaken (Al Beidâwi).17Want niemand kan of durft zich vermeten, tusschen beiden te treden, tenzij met zijn verlof.18Of door mijne eigene wijsheid.19ZooalsKaroenvooral deed (zieHoofdstuk XXVIII, vers 76).20Zooals dienovereenkomstig geschiedde; want zij werden met een hevigen hongersnood van zeven jaren gestraft, terwijl zij de dappersten hunner krijgshelden in den slag vanBedrverloren (Al Beidâwi).21Aan hen, die oprecht berouw beloven en zijne eenheid beleiden; want de zonden der afgodendienaars zullen niet vergeven worden, zieHoofdstuk II vers 75noot.22Al Beidâwizegt: De eerste maal. Hij veronderstelt dus, dat er slechts twee malen zal worden geblazen (gelijk er ook slechts twee keeren uitdrukkelijk in den Koran zijn vermeld), terwijl anderen veronderstellen, dat het driemaal zal geschieden. VolgensYahyaen anderen, zal de tijdruimte tusschen deze twee trompetgeschallen, veertig dagen wezen, anderen gelooven echter, dat dit vele jaren zal bedragen.23Sommigen zijn van meening, dat de engelenGabriël, Michaël, Israfilen de engel des doodsIsraïl, niet in datzelfde oogenblik maar later zullen sterven, opdat het woord van God, volgens hetwelk alle wezens zullen moeten sterven, verwezenlijkt worde. Daarna zullen allen herrijzen.24ZieHoofdstuk VII, vers 23enHoofdstuk XI, vers 115. Het schijnt, alsof, door deze woorden, de verdoemden hunne vernietiging aan Gods besluit van voorbeschikking wijten.25Dit is eene metaphorische uitdrukking, die de volkomene zekerheid en den overvloed voorstelt, welke door de gelukzaligen in het paradijs zal worden genoten.

Acht en Dertigste Hoofdstuk.S.Geopenbaard te Mekka.—88 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.S1.1.Ik zweer bij den Koran, gevuld met waarschuwingen. Waarlijk, de ongeloovigen zijn verkleefd aan trotschheid entwist.2.Hoevele geslachten hebben wij voor hen verdelgd en zij riepen om genade; maar het was geen tijd meer om aan de straf te ontkomen.3.Zij zijn verbaasd, dat een uit hen geboren waarschuwer tot hen is gekomen. En de ongeloovigen zeggen: Deze man is een toovenaar en een leugenaar.4.Verklaart hij dat de goden één God zijn? Waarlijk dit is eene zonderlinge zaak.5.En de voornaamste lieden onder hen vertrokken2, zeggende tot elkander: Gaat en volhardt in de vereering uwer goden, waarlijk; u er van af te trekken is de bedoelde zaak3.6.Wij hebben niet van zoo iets in den laatsten godsdienst gehoord.4. Dit is niets dan eene valsche uitvinding.7.Werd hem bij voorkeur boven een ander onzer eene waarschuwing nedergezonden? Waarlijk, zij verkeeren in eene dwaling omtrent mijne waarschuwing; doch zij hebben mijne wraak nog niet geproefd.8.Zijn de schatten der genade van uwen Heer, den Machtige, den Milddadige, in hunne handen?9.Is het koninkrijk der hemelen en der aarde, en van hetgeen er tusschen is, in hun bezit? Indien dit zoo is, laat het dan met ladders (touwen) ten hemel opstijgen.10.Maar hunne legers, hoe talrijk die ook mochten zijn, zullen op de vlucht gejaagd worden.11.Het volk vanNoach, de stam vanAdenPharao, de bezitter der staken5beschuldigden, voor hen, de profeten van bedrog.12.Ook de stam vanThamoeden het volk vanLot, en de bewoners van het woud nabijMadian6deden dit en waren de bondgenooten tegen Gods gezanten.13.Zij allen deden niet anders, dan hunne gezanten van valschheid beschuldigen, waardoor mijne wraak rechtvaardig op hen werd uitgeoefend.14.En deze wachten slechts op een klank der trompet, die niet uitgesteld zal worden.15.En zij zeggen spottende: O Heer! geef ons ons deel voor den dag der rekenschap.16.Verdraag geduldig wat zij bedrijven en herinner hen onzen dienaarDavid, die met sterkte7begaafd was; want hij was iemand, die zich ernstig tot God wendde.17.Wij dwongen de bergen, onzen lof met hem te verkondigen, des avonds en bij het opgaan der zon;18.Alsook de vogelen die zich tot hem verzamelen8, en die allen dikwijls met dat doel bij hem terug keerden.19.Wij stichten zijn koninkrijk, en wij gaven hem wijsheid en welsprekendheid van woorden.20.Is het verhaal der twee twistende9tot uwe kennis gekomen, toen zij, over den muur, in de bovenste vertrekken kwamen?21.Toen zij totDavidbinnenkwamen, en hij bevreesd voor hen was10, zeiden zij: Vrees niet, wij zijn twee tegenstanders, die een twist met elkander te beslechten hebben. De een van ons heeft den ander nadeel toegebracht: richt dus tusschen ons met waarheid: wees niet onrechtvaardig en leid ons op den rechten weg.22.Deze, mijn broeder heeft negenennegentig schapen, en ik had slechts eene ooi, en hij zeide: Geef mij die, om ze te houden, en hij overwon mij in den twist, dien wij te zamen hadden.23.Davidantwoordde: Waarlijk hij heeft u slecht behandeld, door u uwe ooi te vragen, als eene bijvoeging tot zijne eigen schapen; en velen van hen, die eene zaak met elkander hebben, benadeelen elkander, behalve zij, die gelooven en doen wat rechtvaardig is. Maar hoe weinigen zijn dat! EnDavidbemerkte, dat wij hem door deze gelijkenis hadden beproefd, en hij vroeg vergiffenis van zijn Heer; hij viel neder, boog zich en betoonde berouw11.24.Daarom vergaven wij hem zijne fout, en hij zal toegelaten worden om ons te naderen, en hij zal eene uitmuntende verblijfplaats in het paradijs hebben.25.ODavid! wij hebben u aangewezen, als een uitverkoren vorst op de aarde; oordeel dus tusschen de menschen met waarheid, en volg niet uw eigen hartstocht, opdat hij u niet van Gods weg doe afdwalen; want zij die van Gods weg afdwalen, zullen eene ernstige straf ondergaan, dewijl zij den dag van hulp hebben vergeten.26.Wij hebben de hemelen en de aarde en wat daartusschen is, niet in ijdelheid geschapen12. Dit is het oordeel der ongeloovigen; maar wee over hen, die niet gelooven, hun deel is het hellevuur.27.Zullen wij met hen, die gelooven en goede werken verrichten, evenzoo doen, als met hen, die verderfelijk op aarde handelen? Zullen wij met den vrome even als met den zondaar handelen?28.OMahomet! wij hebben u een gezegend boek nedergezonden, opdat gij aandachtig over de teekenen daarvan zoudt nadenken, en de met verstand begiftigde menschen gewaarschuwd zouden mogen wezen.29.En wij gaven aanDavid Salomo. Welk een uitmuntende dienaar! want hij wendde zich dikwijls tot den Heer.30.Toen de paarden, staande op drie pooten, en den grond met den kant van den vierden poot aanrakende en vlug in hunnen loop, des avonds voor hem werden ten toon gesteld13.31.Zeide hij: Waarlijk, ik heb de liefde der aardsche goederen bemind, boven de herdenking van mijn Heer, en heb den tijd besteed aan het beschouwen dezer paarden, terwijl de zon door den sluier des nachts is verborgen; breng de paarden weder voor mij.32.En toen zij teruggebracht waren, begon hij hunne pooten en halzen af te snijden.33.Ook beproefden wijSalomo, en plaatsten een nagebootst (misvormd) lichaam opzijntroon14. Daarna wendde hij zich tot God.34.En zeide: O Heer! vergeef mij en mijn koninkrijk, dat door niemand na mij zal worden verkregen; want gij zijt de schenkervan koninkrijken.35.En wij onderwierpen den wind aan hem, die op zijn bevel zachtjes heengleed, werwaarts wij dien richtten.36.En wij onderwierpen hem ook de duivels en, onder deze, degenen die behendig waren in het bouwen en van het duiken naar parelen.37.En wij leverden hem anderen over, die geketend waren, zeggende:38.Dit is ons geschenk; wees dus mild, of wees spaarzaam tegenover wien gij dit geschikt zult oordeelen15, zonder daarvan rekenschap af te leggen.39.En hij zal ons naderen, en een heerlijk verblijf in het paradijs hebben.40.En gedenk onzen dienaarJob16, toen hij tot zijnen Heer riep, zeggende: Waarlijk, Satan heeft mij met rampen en pijn bedroefd.41.En er werd tot hem gezegd: Strijk de aarde met uwen voet; en toen hij dit had gedaan, ontsprong er eene fontein, en er werd tot hem gezegd: Dit is voor u, om u er mede te wasschen, te verfrisschen en om te drinken.42.En wij gaven hem zijn gezin terug, en nog eens zooveel bovendien, door onze genade.43.En wij zeiden tot hem: Neem een handvol (of bundel)17in uwe hand en sla er uwe vrouw mede18, en breek uwen eed niet19. Waarlijk, wij bevonden, dat hij een geduldig persoon was.44.Welk een uitmuntend dienaar was hij: want hij was iemand, die zich dikwijls tot ons wendde.45.Gedenk ookonze dienarenAbraham,IzaäkenJacob, die dappere en voorzichtige menschen waren.46.Waarlijk, wij zuiverden hen met eene volkomene zuivering, door de herdenking van het volgende leven.47.En zij waren goede menschen en voor ons aangezicht uitverkoren.48.En gedenkIsraël, enElisha20enDhoe’lkefl21: want deze allen waren goede menschen.49.Dit is eene vermaning. Waarlijk, de vromen zullen eene uitnemende plaats hebben, om er terug te keeren;50.Namelijk, tuinen van eeuwig verblijf, waarvan de ingangen voor hen zullen openstaan.51.Als zij daarin nederliggen, zullen zij er verschillende soorten vruchten en dranken vinden.52.En nabij hen zullen de maagden van het paradijs zitten, hare blikken van ieder afwendende; behalve van hare bruidegommen, van gelijken ouderdom als zij22.53.Dit is, wat u vóór den dag der rekenschap beloofd werd.54.Dit is onze overvloed, die niet falen zal.55.Dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen. Maar voor de zondaren is eene slechte schuilplaats gereed gemaakt;56.Namelijk de hel: zij zullen daarin geroepen worden om verbrand te worden, en dat zal eene ellendige rustplaats wezen;57.Proef dit, zal men hun zeggen; namelijk kokend water en het bedorven vocht, dat uit de lijken der verdoemden vloeit.58En verschillende andere dingen van dezelfde soort.59.En er zal tot de verleiders gezegd worden: Deze schaar, die door u werd geleid, zal te zamen met u, van boven neder in de hel geworpen worden. Zij zullen niet verwelkomd worden; want zij zullen het vuur binnengaan om verbrand te worden.60.En de verleiden zullen tot hunne verleiders zeggen: Waarlijk, gij zult niet verwelkomd worden; gij hebt deze kastijding over ons gebracht, en de hel is een ellendig verblijf!61.Zij zullen zeggen: O Heer! verdubbel in het hellevuur de marteling van hen, die deze straf over ons gebracht hebben.62.En de ongeloovigen zullen zeggen: Waarom zien wij de menschen niet, welke wij onder de zondaren telden.63.En die wij met spot ontvingen? Of missen onze oogen hen?64.Inderdaad, dat is eene waarheid; namelijk de twist onder de bewoners van het hellevuur.65.OMahomet! zeg tot de afgodendienaars. Waarlijk, ik ben slechts een waarschuwer, en er is geen god, buiten den eenen, eenigen God, den Almachtige.66.Den Heer van hemelen aarde en alles wat daartusschen is, den Machtige, den Vergever van zonden.67.Zeg: het is eene gewichtige zending.68.Waarvan gij u afwendt.69.Ik had geene kennis van de verheven vorsten23, toen zij omtrent de schepping van den mensch twistten.70.(Het werd mij slechts geopenbaard als een bewijs, dat ik een openbaar prediker was);71.Toen uw Heer tot de engelen zeide: Ik zal den mensch van klei scheppen.72.Als ik hem geschapen, en hem mijn geest zal hebben ingeblazen, valt gij voor hem neder, en aanbidt hem24.73.En al de engelen vereerden hem in het algemeen.74.BehalveEblis, die door hoogmoed was opgeblazen en een ongeloovige werd.75.God zeide tot hem: OEblis! wat verhindert u, datgeene te vereeren, wat ik met mijne handen heb geschapen.76.Zijt gij opgeblazen door ijdele trotschheid? of zijt gij werkelijk iemand van verheven verdienste?77.Hij antwoordde: Ik ben uitnemender dan hij. Gij hebt mij van vuur geschapen, en hem hebt gij van klei gemaakt.78.God zeide tot hem: Ga dus weg van hier; want gij zult van de genade verdreven (gesteenigd) worden.79.En mijn vloek zal op u rusten, tot den dag des oordeels.80.Hij hernam: O Heer! geef mij uitstel tot den dag der opstanding.81.God zeide: Waarlijk, gij zult een van hen zijn, die uitstel zullen ontvangen.82.Tot den dag van den bepaalden tijd.83.Ebliszeide: Ik zweer bij uw macht, dat ik hen allen zal verleiden.84.Behalve uwe dienaren, die bijzonder onder hen gekozen zullen worden.85.God zeide: Het is een rechtvaardig vonnis, en ik spreek de waarheid; ik zal zekerlijk de hel met u vullen, en met dezulken die u volgen; allen te zamen25.86.Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag geenerlei belooning van u, voor deze mijne prediking, noch ben ik een van hen, die zich meester maken van een deel van datgene wat hun niet toebehoort.87.De Koran is niets anders dan een vermaning aan alle schepselen.88.En na een zekeren tijd zult gij zekerlijk weten, wat van het daarin geschonkene, waar is.1De beteekenis van deze letter (Sad) is onbekend. Sommigen gissen dat die voorSidk, zijnde waarheid, staat, of voorSadaka(צדיק,צדקת) zijnde:hij(namelijkMahomet)spreekt de waarheid. Anderen geven verschillende veronderstellingen op, die daarin overeenkomen, dat zij alle even onzeker zijn.2De Koreïshieten waren namelijk zeer verstoord door de bekeering vanOmar. De voornaamste hunner begaven zich daarop gezamenlijk naarAboe Taleb, ten einde zich bij hem over de handelingen van zijn neefMahomette beklagen. Daar zij echter door de argumenten van den profeet in verwarring en tot stilzwijgen gebracht werden, verlieten zij de vergadering en moedigden elkander in hunne weerspannigheid aan (Al Beidâwi).3Namelijk ons van hunne vereering af te trekken.4Zijnde in den godsdienst, welken wij van onze vaderen ontvingen, of in den godsdienst vanJezus, den laatsten voor de zending vanMahomet, en waarin de drieëenheid voorkomt (Al Beidâwi).5Savaryvertaalt dit:Pharaodoor zijne lievelingen omringd. Overigens zegtJallalo’ddin, tot opheldering van deze plaats, waarbij wij de vertaling vanSalehebben gevolgd, datPharaode gewoonte had, degenen, welke hij wilde straffen, met de handen en voeten aan vier in den grond geplaatste staken te doen bevestigen en hen zoo te martelen. Sommigen verklaren de woorden, die ook door “de heer of de meester der staken” kunnen worden vertaald, figuurlijk, als beeld van het hechte bestaan vanPharaoskoninkrijk, dewijl de Arabieren hunne tenten door middel van staken bevestigen (Al Beidâwi); doch zij kunnen ook de weerspannigheid en hardvochtigheid van dien vorst bedoelen.6ZieHoofdstuk XV, vers 78.7De uitleggers veronderstellen, dat hier de geschiktheid bedoeld wordt om de vaak herhaalde uitoefening der godsdienstplichten vol te houden. Zij zeggen, datDavidgewoon was, om den anderen dag te vasten, en de helft van den nacht in gebeden door te brengen.8ZieHoofdstuk XXI, vers 79.9Dit waren twee engelen, die in de gedaante van menschen totDavidkwamen, om zijn oordeel te vragen over den gewaanden en hierboven medegedeelden twist. Het is slechts de parabel vanNathanenDavid(2Sam. XII) met eene kleine wijziging.10Omdat zij plotseling tot hem kwamen, op een dag van afzondering, toen de deuren bewaakt waren en niemand toegelaten werd, ten einde zijne godsdienstige overpeinzingen niet te storen. Zij zeggen namelijk, datDavidzijn tijd geregeld verdeelde, een dag afzonderlijk met het dienen van God doorbrengende, een anderen om bij zijn volk recht te spreken, een anderen dag om voor hen te prediken en een anderen dag aan zijne eigen zaken besteedde (Al Beidâwi, Jallalo’ddin).11De misdaad waaraanDavidzich schuldig maakte, was het nemen der vrouw vanUriah, terwijl hij beval, dat men haar man aan het hoofd van den slag zou plaatsen, opdat hij gedood mocht worden (Al Beidâwi, Jallalo’ddin). Sommigen veronderstellen, dat dit verhaal medegedeeld werd, om als een waarschuwing voorMahomette dienen, die naarhet schijnt neiging had om te begeeren, wat een ander toebehoorde.12Door te veroorloven dat de onrechtvaardigheid ongestraft en de rechtvaardige onbeloond bleef.13Salomohad uit de veroverde stedenDamascusenNisibiseen groot aantal paarden medegebracht; anderen zeggen, dat het paarden waren dieDavidop de Amalekieten buit gemaakt en aan zijn zoon als erfenis nagelaten had; anderen weder, dat deze paarden uit de golven der zee waren voortgekomen en vleugels hadden. Toen men deze duizend paarden voorSalomovoerde, beschouwde hij die zoo lang, dat hij het uur des gebeds vergat; maar toen hij dit bemerkte, liet hij de dieren grootendeels ombrengen als offeranden, terwijl hij een honderdtal der schoonste behield. Om hem voor dit verlies te troosten, onderwierp God hem de winden (Al Beidâwi, al Zamakshari, Yahya).14NadatSalomoSidonveroverd en den koning dier stad gedood had, nam hij zijne dochter als bijzit. Zij kreeg verlof het standbeeld haars vaders in hare vertrekken te mogen plaatsen; zij en hare dienstmaagdenaanbaden dit en brachten zoodoende den afgodendienst onder het dak vanSalomo, waaraan deze, door het vernielen der beelden een einde maakte. God wilde hem echter voor die zwakheid straffen.Salomohad de gewoonte, telkens als hij naar het bad ging, zijn ring het zinnebeeld der macht, en den talisman, door welken hij over de geniussen heerschte, in handen van eene zijner vrouwen te laten. Een demon gelukte het, zich, door het aannemen vanSalomo’sgedaante, er meester van te maken en zich op den troon te plaatsen.Salomodie, zoodoende, van zijnen rang was beroofd, verloor het koninkrijk en was verplicht op aarde rond te dwalen, tot de ring, die door den boozen geest in zee was geworpen, door een visscher opgehaald en aanSalomoteruggegeven was, waardoor hij zijne macht herwon (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Abu’Lfeda.).15Sommigen veronderstellen, dat deze woorden betrekking hebben op de geniussen, en datSalomodaardoor wordt gemachtigd, naar zijn welbehagen, sommige van hen in vrijheid te stellen of in ketens te klinken.16ZieHoofdstuk XXI, vers 83.17Het oorspronkelijke drukt niet uit, waaruit deze handvol bestond. Een verklaarder veronderstelt, dat het slechts eene handvol droog gras of biezen was; een ander, dat het de tak van een palmboom zou zijn geweest.Zie de noten vanvers 83, Hoofdstuk XXI.18De uitleggers komen niet overeen, omtrent het misdrijf door de vrouw vanJobbegaan, weshalve zij deze kastijding kon verdienen. Reeds vroeger hebben wij daarover gesproken. (ZieHoofdstuk XXI de noot van vers 83.)Sommigen denken, dat het slechts was, omdat zij bij eene boodschap te lang uitbleef.19Want hij had gezworen, haar na zijn herstel, honderd slagen te zullen geven.20ZieHoofdstuk VI, vers 86.21ZieHoofdstuk XXI, vers 85.Al Beidâwispreekt hier van eene andere overlevering nopens dezen profeet, zijnde, dat hij een honderdtal Israëlieten onderhield en verzorgde, die tot hem vluchtten, na aan eene zekere slachting te zijn ontkomen, voor welke daad hem waarschijnlijk den naam vanDhoe’lkeflwerd gegeven, daar de oorspronkelijke beteekenis van werkwoordcafolabeteekent: iemand te onderhouden of zorg voor hem te dragen. Indien men op deze overlevering eene veronderstelling zou mogen bouwen, zegtSale, dan zou ik mij verbeelden, dat de bedoelde persoonObadiahde gouverneur vanAshabshuis was (ZieI KoningenXVII : 4.)22Zijnde, omstreeks dertig of drieëndertig.23Namelijk de engelen.24ZieHoofdstuk II, vers 32.25ZieHoofdstuk VII, vers 17enHoofdstuk XV, vers 43.Negen en Dertigste Hoofdstuk.De Scharen1.Geopenbaard teMekka.2—75 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.De openbaring van dit boek is van den machtigen denwijzen God.2.Waarlijk, wij hebben u dit boek met waarheid geopenbaard: dient dus God, en vertoont hun den waren godsdienst.3.Zijt gij Gode geen waren godsdienst verschuldigd?4.Maar wat hen betreft, die zich andere beschermers naast hem uitkiezen, zeggende: Wij aanbidden hen alleen, opdat zij ons nader tot God zouden mogen brengen, waarlijk, God zal tusschen hen richten, nopens hetgeen waaromtrent zij verschillen.5.Waarlijk, God zal dengeen niet richten, die leugenaar of ondankbaar is.6.Indien God begeerd zou hebben, een zoon te bezitten, zou hij zeker naar zijn welbehagen gekozen hebben, uit datgene wat hij geschapen heeft. Maar zoo iets zij verre van hem! Hij is de eenige, de almachtige God.7.Hij heeft de hemelen en de aarde geschapen met waarheid: hij doet den dag door den nacht opvolgen, en hij doet den nacht door den dag vervangen, en hij dwingt de zon en de maan hare diensten te volbrengen: ieder van haar haast zich, een bepaalden tijdkring te voltooien. Is hij niet de Machtige, de Vergever van zonden?8.Hij schiep u uit een man, en vormde daarna uit hem zijne vrouw; en Hij heeft u vier paren vee3geschonken. Hij vormde u, in de ingewanden uwer moeders door verschillende, trapsgewijze vormingen4, in de de duisternis van drie sluiers5. Dit is God uw Heer; hem behoort het koninkrijk; er is geen God buiten hem. Waarom hebt gij u dus van zijne vereering tot den afgodendienst gewend?9.Indien gij ondankbaar zijt, waarlijk, God heeft u niet noodig; doch hij bemint geene ondankbaarheid bij zijne dienaren; maar indien gij dankbaar zijt, zal hij zich zeer met u verheugen. Eene beladen ziel zal den last eener andere niet dragen; daarna zult gij tot uwen Heer wederkeeren, en hij zal u verklaren wat gij verricht hebt en u dienovereenkomstig beloonen;10.Want hij kent de binnenste deelen uwer borsten.11.Als de droefheid een mensch overvalt, roept hij zijnen Heer aan en wendt zich tot hem; maar daarna, als God hem van zijne gunst heeft geschonken, vergeet hij het Wezen, dat hij te voren heeft aangeroepen, en stelt anderen gelijk met God, opdat hij de menschen van hunnen weg zou afleiden. Zeg tot zulk een man: Geniet dit leven in uwe ongetrouwheid voor een korten tijd; maar hierna zult gij zekerlijk een der bewoners van het hellevuur zijn.12.Zal hij, die zich in de uren des nachts aan het gebed overgeeft, nedergebogen en staande, en die zorg draagt voor het volgende leven en op de genade van zijn Heer hoopt, behandeld worden als de goddeloozen? Zeg: Zullen zij, die hunnen plicht kennen en zij, die dien niet kennen, gelijk staan? Waarlijk alleen de man van verstand zal gewaarschuwd worden.13.Zeg: o mijnedienaren, die gelooft! vreest uwen Heer. Zij, die goed in deze wereld doen, zullen goede belooning in de volgende ontvangen6en Gods aarde is ruim7. Waarlijk, zij die met geduld volharden, zullen hunne belooning, zonder maat ontvangen.14.Zeg: Mij is bevolen God te vereeren en hem den zuiveren godsdienst te wijden, en mij is bevolen de eerste Moslem te zijn815.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik mijn Heer ongehoorzaam ben.16.Zeg: ik vereer God, terwijl ik hem eenen zuiveren godsdienst wijde.17.Maar gij aanbidt, buiten hem, wat gij wilt. Zeg: Waarlijk, zij zullen de verliezers zijn, die op den dag der opstanding hunne eigene zielen en hunne gezinnen zullen verliezen; is dit geen duidelijk verlies?18.Boven hen zullen daken van vuur, en onder hen vloeren van vuur wezen. Daarmede bedreigt God zijne dienaren; vreest mij dus, o mijne dienaren!19.Maar zij, die de vereering van afgoden vermijden en tot God gewend zijn, zullen goede tijdingen ontvangen. Breng dus goede tijdingen tot mijne dienaren, die naar mijn woord luisteren, en volgen wat daarin het uitnemendst is. Dit zijn degenen die God richt en dat zijn menschen van verstand.20.Kunt gij dus hem, oMahomet! over wien het vonnis der eeuwige straf rechtvaardig werd uitgesproken, of hem bevrijden, die bestemd is het hellevuur te bewonen.21.Maar voor hen, die hunnen God vreezen, zullen verheven verblijfplaatsen in het paradijs gereed gemaakt wezen, waarboven andere vertrekken zullen gebouwd zijn, en onder welke rivieren zullen stroomen. Dit is Gods belofte, en God zal niet te kort doen aan zijne belofte.22.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dit in de aarde doet gaan om er bronnen van te vormen, en daardoor graan (planten) van verschillende soorten voortbrengt? Daarna doet hij die verdorren, en gij ziet haar geel worden; en daarna doet hij die tot stof worden. Waarlijk hierin is eene onderrichting voor mannen van verstand.23.Zal dus hij, wiens borst verwijd is, om den godsdienst van den Islam te ontvangen, en die het licht van zijn Heer volgt, zoo als hij wezen, wiens hart versteend is omtrent de herdenking van God! Zij verkeeren in eene duidelijke dwaling.24.God heeft een uitnemend woord geopenbaard; een boek, dat overeenkomstig zichzelven is, en herhaalde vermaningen bevat. De huid van hen die hunnen Heer vreezen, krimpt uit vrees daarvoor ineen, daarna worden, bij de herdenking van hunnen Heer, hunne huiden en ook hunne harten zacht. Dit is de leiding van God; hij wil daardoor leiden wien hem behaagt, en hij, dien God zaldoen dwalen, zal geen leider hebben.25.Zal dus hij, die op den dag der opstanding verplicht zal wezen, zich met zijn aangezicht te beschutten9tegen de gestrengheid der straf, gelijk zijn aan hem, die daarvoor veilig is? Den goddeloozen zal gezegd worden: Proeft wat gij hebt verdiend.26.Zij die vóór hen waren, beschuldigden hunnen gezanten van bedrog; daarom kwam eene straf op hen, van waar zij het niet verwachtten.27.En God vernederde hen in dit leven, maar de straf van het volgende leven zal zekerlijk grooter wezen. Indien zij mannen van verstand waren, zouden zij dit weten.28.Wij hebben den mensch thans, in dezen Koran, alle soorten van gelijkenissen voorgesteld, opdat hij gewaarschuwd zou wezen.29.Een Arabische Koran waarin geen bochten zijn10; opdat zij God zouden vreezen.30.God stelt als eene gelijkenis een man voor, die verscheidene makkers heeft, welke onder elkander verschillen, en een man die zich geheel aan een persoon overgeeft11: zullen dezen met elkander gelijk gesteld worden? Dank den Heere. Neen! Maar het meerendeel hunner begrijpen niet.31.Waarlijk, gij, oMahomet! zult sterven.32.En gij zult met elkander daarover, op den dag der opstanding, voor uwen Heer twisten.33.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God uitdenkt, en waarheid loochent als die tot hem komt? Bestaat er dan geene woning in de hel voor de ongeloovigen.34.Maar hij die waarheid brengt, en hij die daaraan geloof hecht12, dat zijn zij die God vreezen.35.Zij zullen alles verkrijgen, wat zij voor het aangezicht van hunnen Heer ook mogen begeeren; dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen.36.God zal het slechtste uitwisschen van hetgeen zij hebben bedreven, en zal hun hunne belooning geven, overeenkomstig de uiterste verdiensten van het goede, dat zij gedaan zullen hebben.37.Is God geen toereikend beschermer van zijn dienaar? Zij zullen nog trachten u bevreesd te maken voor de valsche godheden welke zij nevens God aanbidden13. Maar hij, wien God doetdwalen, zal niemand hebben om hem te leiden.38.En hij, die door God gericht wordt, zal door niemand kunnen misleid worden. Is God niet machtig, en in staat te wreken? Indien gij hun vraagt, wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, zullen zij zekerlijk antwoorden: God.39.Zeg: Denkt gij dus, dat de godheden, die gij naast God aanroept, in staat zijn, mij van zijne bezoeking te verlossen, indien het Gode behaagt mij te bezoeken? of dat zij in staat zijn, zijne genade te weerhouden, indien het hem behaagt mij genade te betoonen? Zeg: God is mijn toereikende ondersteuner; laten zij in hem hun vertrouwen stellen, die dat in niemand trachten te plaatsen.40.Zeg: O mijn, volk! handelt gij overeenkomstig uw vermogen; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig het mijne.41.Hierna zult gij weten aan wien van ons eene straf zal worden opgelegd, die hem met schaamte bedekken, en op wien eene zware straf nederkomen zal.42.Waarlijk, wij hebben u het boek van den Koran, tot onderrichting van den mensch, in waarheid geopenbaard. Wie daardoor gericht zal worden, zal gericht zijn ten voordeele zijner eigene ziel, en wie dwalen zal, zal slechts tegen zijne ziel dwalen; en gij zijt geen bewaker van hen.43.God neemt de zielen der menschen, op den tijd van hunnen dood tot zich en ook van hen, die niet sterven, neemt hij de ziel in hunnen slaap14, en hij onthoudt haar hun, omtrent welke hij het besluit des doods heeft genomen15; maar hij zendt de overigen tot een bepaald tijdperk terug16. Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die overwegen.44.Hebben de Koreïshieten afgoden genomen tot hunne tusschenpersonen bij God? Zeg: Wat! niettegenstaande deze geene macht over iets bezitten, noch verstand bezitten.45.Zeg: Tusschentreding is geheel in Gods bestiering17: hem is het koninkrijk van hemel en aarde, en hierna zult gij tot hem terugkeeren.46.Als de eenige God wordt vermeld,krimpthet hart van spijt ineen van hen, die niet in het volgende leven gelooven; maar als de valsche goden, die naast hem vereerd worden, vermeld worden, ziet, dan zijn zijmet vreugde vervuld.47.Zeg: O God! schepper van hemel en aarde, die weet wat geheim en wat duidelijk is, gij zult tusschen uwe dienaren richten nopens datgene waaromtrent zij verschillen.48.Indien zij, die onrechtvaardig handelen, meesters waren van alles wat op de aarde is en nog meer daarenboven, waarlijk, zij zouden het geven om zich zelven los te koopen, van de smart der straf op den dag der opstanding, en daar zullen hun, van God verschrikkingen verschijnen, welke zij zich nimmer konden verbeelden.49.En daar zullen hun hunne booze daden duidelijk verschijnen, en datgene, waarover zij gespot hebben, zal hen omringen.50.Als de mensch door droefheid wordt getroffen, roept hij ons aan, doch daarna, als wij hem van onze gunst hebben geschonken, zegt hij: ik heb het alleen ontvangen wegens Gods bekendheid met mijne verdiensten18. Integendeel, het is eene proef; maar het meerendeel hunner weet het niet.51.Zij die vóór hen waren, zeiden hetzelfde19; maar datgene wat zij gewonnen hebben, is hun niet van voordeel, en het booze, dat zij hebben bedreven, valt op hen.52.En al wie vanMekka’sbewoners onrechtvaardig zal hebben gehandeld, op dien zullen eveneens de booze daden vallen, welke zij verdiend hebben20; nimmer zullen zij de goddelijke wraak verijdelen.53.Weten zij niet, dat God zijnen voorraad overvloedig besteedt aan wien hem behaagt, en dat hij spaarzaam is naar zijn welbehagen? Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die gelooven.54.Zeg: O mijne dienaren! die tegen uwe eigene zielen hebt gezondigd, wanhoopt niet omtrent Gods genade; gij weet dat God alle zonden vergeeft21; want hij is genadig en barmhartig.55.En weest tot uwen Heer gekeerd en onderwerpt u aan hem, voor de bedreigde straf u overvalle; want dan zult gij niet geholpen worden.56.En volgt de uitmuntendste onderrichtingen, die u van uwen Heer zijn nedergezonden, alvorens de straf plotseling op u nederkome, en gij de nadering daarvan niet bemerkt.57.En eene ziel zegt, helaas! Ik was zorgeloos omtrent mijn plicht nopens God; waarlijk, ik was een spotter.58.Of die zegt: Indien God mij zou geleid hebben, waarlijk, dan ware ik een vrome geweest.59.Of die zegt, op het zien der gereedgemaakte straf: indien ik nog eens in dewereldkon terugkeeren, zou ik een rechtvaardige worden.60.Maar God zal antwoorden: Mijne teekens kwamen vroeger tot u, en gij hebt die van valschheid beschuldigd;gij waart opgeblazen door trotschheid en werd een ongeloovige.61.Op den dag der opstanding zult gij de aangezichten van hen, die leugens omtrent God hebben uitgedacht, zwart zien worden. Is er geen verblijf voor de laatdunkenden in de hel gereed gemaakt?62.Maar God zal degenen bevrijden die hem zullen vreezen, en hen in hunne plaats van veiligheid leiden: het kwaad zal hen niet bereiken en zij zullen niet bedroefd worden.63.God is de schepper van alle dingen, en hij is de beheerscher van alle dingen. Hem behooren de sleutels van hemel en aarde; en zij die niet in de teekens van God gelooven, zullen te gronde gaan.64.Zeg: Gebiedt gij mij daarom iets anders dan God te aanbidden, gij dwazen?65.Nadat het u door openbaring is gezegd, en ook tot de profeten die vóór u waren, zeggende: Waarlijk, indien gij deelgenooten met God vereenigt, zullen al uwe werken zonder eenig nut wezen, en gij zult zekerlijk een van hen zijn, die te gronde gaan.66.Vreest dus veeleer God, en weest dankbaar.67.Maar zij schatten God niet op de juiste waarde, terwijl de geheele aarde op den dag der opstanding, slechts eene handvol voor hem zal uitmaken, en de hemelen in zijne rechterhand ineengerold zullen worden. Geloofd zij hij, en verre verheven boven de afgoden, welke zij met hem vereenigen!68.Eene trompet zal geblazen worden22, en allen die in den hemel en op aarde zijn, behalve zij, omtrent welke het Gode zal behagen, hen van het algemeene lot uit te zonderen23, zullen den geest geven. Daarna zal nog eens geblazen worden, en ziet, zij zullen verrijzen en opzien.69.En de aarde zal schitteren door het licht van haren Heer, en het boek zal opengelegd worden, en de profeten en martelaren zullen als getuige worden gebracht; en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld; en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.70.En iedere ziel zal ten volle worden beloond, overeenkomstig hetgeen zij zal hebben verricht; want hij weet volkomen wat zij doen.71.En de ongeloovigen zullen bij scharen in de hel worden gedreven, totdat, als zij daar zullen aankomen, hare poorten zullen worden geopend, en de bewaarders daarvan zullen tot hen zeggen: Kwamen geene gezanten uit uw midden tot u, die de teekens van uwen Heer herinnerden,en u voor de ontmoeting van dezen uwen dag waarschuwden. Zij zullen antwoorden: Ja; maar het vonnis van eeuwige straf is rechtvaardig over de ongeloovigen uitgesproken24.72.Men zal tot hen zeggen: Treedt de poorten der hel binnen, om daarin voor eeuwig te wonen, en ellendig zal het verblijf der trotschen zijn!73.Maar zij, die hunnen Heer hebben gevreesd, zullen bij scharen naar het paradijs worden geleid, tot zij daar zullen aankomen; en de poorten daarvan zullen dadelijk worden opengezet, en de wachten daarvan zullen tot hen zeggen: Vrede zij op u! gij waart goed: treedt dus het paradijs binnen, ten einde daar voor eeuwig te verblijven.74.En zij zullen antwoorden: Geloofd zij God, die zijne belofte heeft vervuld en ons de aarde heeft doen erven25, opdat wij in het paradijs zouden wonen, waar het ons behaagt. Hoe uitmuntend is de belooning van hen, die rechtvaardigheid uitoefenen!75.En gij zult de engelen zien, gaande in optocht om den troon, den lof van hunnen Heer verkondigende, en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld, en zij zullen zeggen: Geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!1Deze titel is ontleend aanvers 71.2Behalvevers 54(Jallalo’ddin,Al Beidâwi).3ZieHoofdstuk VI, vers 145.4ZieHoofdstuk XXII, vers 5.5Zijnde, de buik, de ingewanden en de vliezen, die de vrucht omsluiten.6Of: zij die goed doen, zullen goed zelfs in deze wereld ontvangen.7Laat dus hij, die zijnen godsdienst niet in zekerheid kan uitoefenen op de plaats, waar hij verblijf houdt, of geboren is, naar eene plaats van vrijheid en veiligheid ontvluchten (Al Beidâwi)8Zijnde de eerste der Koreïshieten, die den waren godsdienst belijdt; ook de leider, of het hoofd der Moslems.9Want zijne handen zullen aan zijn nek vastgeketend wezen, en hij zal niet in staat zijn iets anders te doen dan zijn aangezicht aan het vuur bloot te stellen (Al Beidâwi).10Zijnde geen tegenspraak, gebrek of twijfel.11Deze plaats stelt de onzekerheid van den afgodendienaar voor, die door het dienen van verschillende meesters afgetrokken wordt, en de voldoening des gemoeds, die den aanbidder van den eenigen waren God wacht.(Al Beidâwi).12ZijndeMahometen zijne volgelingen. Sommigen veronderstellen, dat door de hierna volgende woorden, bijzonderAboe Bekrwordt bedoeld, dewijl hij de waarachtigheid van den profeet betuigde, wat zijne reis naar den hemel betreft.13De Koreïshieten waren gewoon aanMahomette zeggen, dat zij vreesden, dat hunne goden hem eenig nadeel toebrengen, of hem van het gebruik zijner ledematen, of van zijne rede berooven zouden, omdat hij oneerbiedig van hen sprak.14Volgens deze plaats zijn de zielen van hen die slapen, bij God; Hij ontvangt die, en zendt die dan eens terug en behoudt die dan weder, naar gelang de bepaalde tijd al of niet is afgeloopen. Het gebruik van het woordteveffa, in deze plaats, ondersteunt, wat wij in de noot vanHoofdstuk III, vers 48hebben gezegd. Wij doen bij deze gelegenheid opmerken, dat het woorden fous(meervoudig vannafs, zielרפש), persoon of individu beteekent en onderscheiden moet worden vanrouh, (רוח) ziel, geeft, hoewel derouh(meervoudigerwah) ook sterven beteekent, en dat de engelen mede moeten sterven, om daarna te worden opgewekt.15Hun niet veroorlovende in hunne lichamen terug te keeren.16Zijnde: In hunne lichamen als zij ontwaken (Al Beidâwi).17Want niemand kan of durft zich vermeten, tusschen beiden te treden, tenzij met zijn verlof.18Of door mijne eigene wijsheid.19ZooalsKaroenvooral deed (zieHoofdstuk XXVIII, vers 76).20Zooals dienovereenkomstig geschiedde; want zij werden met een hevigen hongersnood van zeven jaren gestraft, terwijl zij de dappersten hunner krijgshelden in den slag vanBedrverloren (Al Beidâwi).21Aan hen, die oprecht berouw beloven en zijne eenheid beleiden; want de zonden der afgodendienaars zullen niet vergeven worden, zieHoofdstuk II vers 75noot.22Al Beidâwizegt: De eerste maal. Hij veronderstelt dus, dat er slechts twee malen zal worden geblazen (gelijk er ook slechts twee keeren uitdrukkelijk in den Koran zijn vermeld), terwijl anderen veronderstellen, dat het driemaal zal geschieden. VolgensYahyaen anderen, zal de tijdruimte tusschen deze twee trompetgeschallen, veertig dagen wezen, anderen gelooven echter, dat dit vele jaren zal bedragen.23Sommigen zijn van meening, dat de engelenGabriël, Michaël, Israfilen de engel des doodsIsraïl, niet in datzelfde oogenblik maar later zullen sterven, opdat het woord van God, volgens hetwelk alle wezens zullen moeten sterven, verwezenlijkt worde. Daarna zullen allen herrijzen.24ZieHoofdstuk VII, vers 23enHoofdstuk XI, vers 115. Het schijnt, alsof, door deze woorden, de verdoemden hunne vernietiging aan Gods besluit van voorbeschikking wijten.25Dit is eene metaphorische uitdrukking, die de volkomene zekerheid en den overvloed voorstelt, welke door de gelukzaligen in het paradijs zal worden genoten.

Acht en Dertigste Hoofdstuk.S.Geopenbaard te Mekka.—88 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.S1.1.Ik zweer bij den Koran, gevuld met waarschuwingen. Waarlijk, de ongeloovigen zijn verkleefd aan trotschheid entwist.2.Hoevele geslachten hebben wij voor hen verdelgd en zij riepen om genade; maar het was geen tijd meer om aan de straf te ontkomen.3.Zij zijn verbaasd, dat een uit hen geboren waarschuwer tot hen is gekomen. En de ongeloovigen zeggen: Deze man is een toovenaar en een leugenaar.4.Verklaart hij dat de goden één God zijn? Waarlijk dit is eene zonderlinge zaak.5.En de voornaamste lieden onder hen vertrokken2, zeggende tot elkander: Gaat en volhardt in de vereering uwer goden, waarlijk; u er van af te trekken is de bedoelde zaak3.6.Wij hebben niet van zoo iets in den laatsten godsdienst gehoord.4. Dit is niets dan eene valsche uitvinding.7.Werd hem bij voorkeur boven een ander onzer eene waarschuwing nedergezonden? Waarlijk, zij verkeeren in eene dwaling omtrent mijne waarschuwing; doch zij hebben mijne wraak nog niet geproefd.8.Zijn de schatten der genade van uwen Heer, den Machtige, den Milddadige, in hunne handen?9.Is het koninkrijk der hemelen en der aarde, en van hetgeen er tusschen is, in hun bezit? Indien dit zoo is, laat het dan met ladders (touwen) ten hemel opstijgen.10.Maar hunne legers, hoe talrijk die ook mochten zijn, zullen op de vlucht gejaagd worden.11.Het volk vanNoach, de stam vanAdenPharao, de bezitter der staken5beschuldigden, voor hen, de profeten van bedrog.12.Ook de stam vanThamoeden het volk vanLot, en de bewoners van het woud nabijMadian6deden dit en waren de bondgenooten tegen Gods gezanten.13.Zij allen deden niet anders, dan hunne gezanten van valschheid beschuldigen, waardoor mijne wraak rechtvaardig op hen werd uitgeoefend.14.En deze wachten slechts op een klank der trompet, die niet uitgesteld zal worden.15.En zij zeggen spottende: O Heer! geef ons ons deel voor den dag der rekenschap.16.Verdraag geduldig wat zij bedrijven en herinner hen onzen dienaarDavid, die met sterkte7begaafd was; want hij was iemand, die zich ernstig tot God wendde.17.Wij dwongen de bergen, onzen lof met hem te verkondigen, des avonds en bij het opgaan der zon;18.Alsook de vogelen die zich tot hem verzamelen8, en die allen dikwijls met dat doel bij hem terug keerden.19.Wij stichten zijn koninkrijk, en wij gaven hem wijsheid en welsprekendheid van woorden.20.Is het verhaal der twee twistende9tot uwe kennis gekomen, toen zij, over den muur, in de bovenste vertrekken kwamen?21.Toen zij totDavidbinnenkwamen, en hij bevreesd voor hen was10, zeiden zij: Vrees niet, wij zijn twee tegenstanders, die een twist met elkander te beslechten hebben. De een van ons heeft den ander nadeel toegebracht: richt dus tusschen ons met waarheid: wees niet onrechtvaardig en leid ons op den rechten weg.22.Deze, mijn broeder heeft negenennegentig schapen, en ik had slechts eene ooi, en hij zeide: Geef mij die, om ze te houden, en hij overwon mij in den twist, dien wij te zamen hadden.23.Davidantwoordde: Waarlijk hij heeft u slecht behandeld, door u uwe ooi te vragen, als eene bijvoeging tot zijne eigen schapen; en velen van hen, die eene zaak met elkander hebben, benadeelen elkander, behalve zij, die gelooven en doen wat rechtvaardig is. Maar hoe weinigen zijn dat! EnDavidbemerkte, dat wij hem door deze gelijkenis hadden beproefd, en hij vroeg vergiffenis van zijn Heer; hij viel neder, boog zich en betoonde berouw11.24.Daarom vergaven wij hem zijne fout, en hij zal toegelaten worden om ons te naderen, en hij zal eene uitmuntende verblijfplaats in het paradijs hebben.25.ODavid! wij hebben u aangewezen, als een uitverkoren vorst op de aarde; oordeel dus tusschen de menschen met waarheid, en volg niet uw eigen hartstocht, opdat hij u niet van Gods weg doe afdwalen; want zij die van Gods weg afdwalen, zullen eene ernstige straf ondergaan, dewijl zij den dag van hulp hebben vergeten.26.Wij hebben de hemelen en de aarde en wat daartusschen is, niet in ijdelheid geschapen12. Dit is het oordeel der ongeloovigen; maar wee over hen, die niet gelooven, hun deel is het hellevuur.27.Zullen wij met hen, die gelooven en goede werken verrichten, evenzoo doen, als met hen, die verderfelijk op aarde handelen? Zullen wij met den vrome even als met den zondaar handelen?28.OMahomet! wij hebben u een gezegend boek nedergezonden, opdat gij aandachtig over de teekenen daarvan zoudt nadenken, en de met verstand begiftigde menschen gewaarschuwd zouden mogen wezen.29.En wij gaven aanDavid Salomo. Welk een uitmuntende dienaar! want hij wendde zich dikwijls tot den Heer.30.Toen de paarden, staande op drie pooten, en den grond met den kant van den vierden poot aanrakende en vlug in hunnen loop, des avonds voor hem werden ten toon gesteld13.31.Zeide hij: Waarlijk, ik heb de liefde der aardsche goederen bemind, boven de herdenking van mijn Heer, en heb den tijd besteed aan het beschouwen dezer paarden, terwijl de zon door den sluier des nachts is verborgen; breng de paarden weder voor mij.32.En toen zij teruggebracht waren, begon hij hunne pooten en halzen af te snijden.33.Ook beproefden wijSalomo, en plaatsten een nagebootst (misvormd) lichaam opzijntroon14. Daarna wendde hij zich tot God.34.En zeide: O Heer! vergeef mij en mijn koninkrijk, dat door niemand na mij zal worden verkregen; want gij zijt de schenkervan koninkrijken.35.En wij onderwierpen den wind aan hem, die op zijn bevel zachtjes heengleed, werwaarts wij dien richtten.36.En wij onderwierpen hem ook de duivels en, onder deze, degenen die behendig waren in het bouwen en van het duiken naar parelen.37.En wij leverden hem anderen over, die geketend waren, zeggende:38.Dit is ons geschenk; wees dus mild, of wees spaarzaam tegenover wien gij dit geschikt zult oordeelen15, zonder daarvan rekenschap af te leggen.39.En hij zal ons naderen, en een heerlijk verblijf in het paradijs hebben.40.En gedenk onzen dienaarJob16, toen hij tot zijnen Heer riep, zeggende: Waarlijk, Satan heeft mij met rampen en pijn bedroefd.41.En er werd tot hem gezegd: Strijk de aarde met uwen voet; en toen hij dit had gedaan, ontsprong er eene fontein, en er werd tot hem gezegd: Dit is voor u, om u er mede te wasschen, te verfrisschen en om te drinken.42.En wij gaven hem zijn gezin terug, en nog eens zooveel bovendien, door onze genade.43.En wij zeiden tot hem: Neem een handvol (of bundel)17in uwe hand en sla er uwe vrouw mede18, en breek uwen eed niet19. Waarlijk, wij bevonden, dat hij een geduldig persoon was.44.Welk een uitmuntend dienaar was hij: want hij was iemand, die zich dikwijls tot ons wendde.45.Gedenk ookonze dienarenAbraham,IzaäkenJacob, die dappere en voorzichtige menschen waren.46.Waarlijk, wij zuiverden hen met eene volkomene zuivering, door de herdenking van het volgende leven.47.En zij waren goede menschen en voor ons aangezicht uitverkoren.48.En gedenkIsraël, enElisha20enDhoe’lkefl21: want deze allen waren goede menschen.49.Dit is eene vermaning. Waarlijk, de vromen zullen eene uitnemende plaats hebben, om er terug te keeren;50.Namelijk, tuinen van eeuwig verblijf, waarvan de ingangen voor hen zullen openstaan.51.Als zij daarin nederliggen, zullen zij er verschillende soorten vruchten en dranken vinden.52.En nabij hen zullen de maagden van het paradijs zitten, hare blikken van ieder afwendende; behalve van hare bruidegommen, van gelijken ouderdom als zij22.53.Dit is, wat u vóór den dag der rekenschap beloofd werd.54.Dit is onze overvloed, die niet falen zal.55.Dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen. Maar voor de zondaren is eene slechte schuilplaats gereed gemaakt;56.Namelijk de hel: zij zullen daarin geroepen worden om verbrand te worden, en dat zal eene ellendige rustplaats wezen;57.Proef dit, zal men hun zeggen; namelijk kokend water en het bedorven vocht, dat uit de lijken der verdoemden vloeit.58En verschillende andere dingen van dezelfde soort.59.En er zal tot de verleiders gezegd worden: Deze schaar, die door u werd geleid, zal te zamen met u, van boven neder in de hel geworpen worden. Zij zullen niet verwelkomd worden; want zij zullen het vuur binnengaan om verbrand te worden.60.En de verleiden zullen tot hunne verleiders zeggen: Waarlijk, gij zult niet verwelkomd worden; gij hebt deze kastijding over ons gebracht, en de hel is een ellendig verblijf!61.Zij zullen zeggen: O Heer! verdubbel in het hellevuur de marteling van hen, die deze straf over ons gebracht hebben.62.En de ongeloovigen zullen zeggen: Waarom zien wij de menschen niet, welke wij onder de zondaren telden.63.En die wij met spot ontvingen? Of missen onze oogen hen?64.Inderdaad, dat is eene waarheid; namelijk de twist onder de bewoners van het hellevuur.65.OMahomet! zeg tot de afgodendienaars. Waarlijk, ik ben slechts een waarschuwer, en er is geen god, buiten den eenen, eenigen God, den Almachtige.66.Den Heer van hemelen aarde en alles wat daartusschen is, den Machtige, den Vergever van zonden.67.Zeg: het is eene gewichtige zending.68.Waarvan gij u afwendt.69.Ik had geene kennis van de verheven vorsten23, toen zij omtrent de schepping van den mensch twistten.70.(Het werd mij slechts geopenbaard als een bewijs, dat ik een openbaar prediker was);71.Toen uw Heer tot de engelen zeide: Ik zal den mensch van klei scheppen.72.Als ik hem geschapen, en hem mijn geest zal hebben ingeblazen, valt gij voor hem neder, en aanbidt hem24.73.En al de engelen vereerden hem in het algemeen.74.BehalveEblis, die door hoogmoed was opgeblazen en een ongeloovige werd.75.God zeide tot hem: OEblis! wat verhindert u, datgeene te vereeren, wat ik met mijne handen heb geschapen.76.Zijt gij opgeblazen door ijdele trotschheid? of zijt gij werkelijk iemand van verheven verdienste?77.Hij antwoordde: Ik ben uitnemender dan hij. Gij hebt mij van vuur geschapen, en hem hebt gij van klei gemaakt.78.God zeide tot hem: Ga dus weg van hier; want gij zult van de genade verdreven (gesteenigd) worden.79.En mijn vloek zal op u rusten, tot den dag des oordeels.80.Hij hernam: O Heer! geef mij uitstel tot den dag der opstanding.81.God zeide: Waarlijk, gij zult een van hen zijn, die uitstel zullen ontvangen.82.Tot den dag van den bepaalden tijd.83.Ebliszeide: Ik zweer bij uw macht, dat ik hen allen zal verleiden.84.Behalve uwe dienaren, die bijzonder onder hen gekozen zullen worden.85.God zeide: Het is een rechtvaardig vonnis, en ik spreek de waarheid; ik zal zekerlijk de hel met u vullen, en met dezulken die u volgen; allen te zamen25.86.Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag geenerlei belooning van u, voor deze mijne prediking, noch ben ik een van hen, die zich meester maken van een deel van datgene wat hun niet toebehoort.87.De Koran is niets anders dan een vermaning aan alle schepselen.88.En na een zekeren tijd zult gij zekerlijk weten, wat van het daarin geschonkene, waar is.1De beteekenis van deze letter (Sad) is onbekend. Sommigen gissen dat die voorSidk, zijnde waarheid, staat, of voorSadaka(צדיק,צדקת) zijnde:hij(namelijkMahomet)spreekt de waarheid. Anderen geven verschillende veronderstellingen op, die daarin overeenkomen, dat zij alle even onzeker zijn.2De Koreïshieten waren namelijk zeer verstoord door de bekeering vanOmar. De voornaamste hunner begaven zich daarop gezamenlijk naarAboe Taleb, ten einde zich bij hem over de handelingen van zijn neefMahomette beklagen. Daar zij echter door de argumenten van den profeet in verwarring en tot stilzwijgen gebracht werden, verlieten zij de vergadering en moedigden elkander in hunne weerspannigheid aan (Al Beidâwi).3Namelijk ons van hunne vereering af te trekken.4Zijnde in den godsdienst, welken wij van onze vaderen ontvingen, of in den godsdienst vanJezus, den laatsten voor de zending vanMahomet, en waarin de drieëenheid voorkomt (Al Beidâwi).5Savaryvertaalt dit:Pharaodoor zijne lievelingen omringd. Overigens zegtJallalo’ddin, tot opheldering van deze plaats, waarbij wij de vertaling vanSalehebben gevolgd, datPharaode gewoonte had, degenen, welke hij wilde straffen, met de handen en voeten aan vier in den grond geplaatste staken te doen bevestigen en hen zoo te martelen. Sommigen verklaren de woorden, die ook door “de heer of de meester der staken” kunnen worden vertaald, figuurlijk, als beeld van het hechte bestaan vanPharaoskoninkrijk, dewijl de Arabieren hunne tenten door middel van staken bevestigen (Al Beidâwi); doch zij kunnen ook de weerspannigheid en hardvochtigheid van dien vorst bedoelen.6ZieHoofdstuk XV, vers 78.7De uitleggers veronderstellen, dat hier de geschiktheid bedoeld wordt om de vaak herhaalde uitoefening der godsdienstplichten vol te houden. Zij zeggen, datDavidgewoon was, om den anderen dag te vasten, en de helft van den nacht in gebeden door te brengen.8ZieHoofdstuk XXI, vers 79.9Dit waren twee engelen, die in de gedaante van menschen totDavidkwamen, om zijn oordeel te vragen over den gewaanden en hierboven medegedeelden twist. Het is slechts de parabel vanNathanenDavid(2Sam. XII) met eene kleine wijziging.10Omdat zij plotseling tot hem kwamen, op een dag van afzondering, toen de deuren bewaakt waren en niemand toegelaten werd, ten einde zijne godsdienstige overpeinzingen niet te storen. Zij zeggen namelijk, datDavidzijn tijd geregeld verdeelde, een dag afzonderlijk met het dienen van God doorbrengende, een anderen om bij zijn volk recht te spreken, een anderen dag om voor hen te prediken en een anderen dag aan zijne eigen zaken besteedde (Al Beidâwi, Jallalo’ddin).11De misdaad waaraanDavidzich schuldig maakte, was het nemen der vrouw vanUriah, terwijl hij beval, dat men haar man aan het hoofd van den slag zou plaatsen, opdat hij gedood mocht worden (Al Beidâwi, Jallalo’ddin). Sommigen veronderstellen, dat dit verhaal medegedeeld werd, om als een waarschuwing voorMahomette dienen, die naarhet schijnt neiging had om te begeeren, wat een ander toebehoorde.12Door te veroorloven dat de onrechtvaardigheid ongestraft en de rechtvaardige onbeloond bleef.13Salomohad uit de veroverde stedenDamascusenNisibiseen groot aantal paarden medegebracht; anderen zeggen, dat het paarden waren dieDavidop de Amalekieten buit gemaakt en aan zijn zoon als erfenis nagelaten had; anderen weder, dat deze paarden uit de golven der zee waren voortgekomen en vleugels hadden. Toen men deze duizend paarden voorSalomovoerde, beschouwde hij die zoo lang, dat hij het uur des gebeds vergat; maar toen hij dit bemerkte, liet hij de dieren grootendeels ombrengen als offeranden, terwijl hij een honderdtal der schoonste behield. Om hem voor dit verlies te troosten, onderwierp God hem de winden (Al Beidâwi, al Zamakshari, Yahya).14NadatSalomoSidonveroverd en den koning dier stad gedood had, nam hij zijne dochter als bijzit. Zij kreeg verlof het standbeeld haars vaders in hare vertrekken te mogen plaatsen; zij en hare dienstmaagdenaanbaden dit en brachten zoodoende den afgodendienst onder het dak vanSalomo, waaraan deze, door het vernielen der beelden een einde maakte. God wilde hem echter voor die zwakheid straffen.Salomohad de gewoonte, telkens als hij naar het bad ging, zijn ring het zinnebeeld der macht, en den talisman, door welken hij over de geniussen heerschte, in handen van eene zijner vrouwen te laten. Een demon gelukte het, zich, door het aannemen vanSalomo’sgedaante, er meester van te maken en zich op den troon te plaatsen.Salomodie, zoodoende, van zijnen rang was beroofd, verloor het koninkrijk en was verplicht op aarde rond te dwalen, tot de ring, die door den boozen geest in zee was geworpen, door een visscher opgehaald en aanSalomoteruggegeven was, waardoor hij zijne macht herwon (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Abu’Lfeda.).15Sommigen veronderstellen, dat deze woorden betrekking hebben op de geniussen, en datSalomodaardoor wordt gemachtigd, naar zijn welbehagen, sommige van hen in vrijheid te stellen of in ketens te klinken.16ZieHoofdstuk XXI, vers 83.17Het oorspronkelijke drukt niet uit, waaruit deze handvol bestond. Een verklaarder veronderstelt, dat het slechts eene handvol droog gras of biezen was; een ander, dat het de tak van een palmboom zou zijn geweest.Zie de noten vanvers 83, Hoofdstuk XXI.18De uitleggers komen niet overeen, omtrent het misdrijf door de vrouw vanJobbegaan, weshalve zij deze kastijding kon verdienen. Reeds vroeger hebben wij daarover gesproken. (ZieHoofdstuk XXI de noot van vers 83.)Sommigen denken, dat het slechts was, omdat zij bij eene boodschap te lang uitbleef.19Want hij had gezworen, haar na zijn herstel, honderd slagen te zullen geven.20ZieHoofdstuk VI, vers 86.21ZieHoofdstuk XXI, vers 85.Al Beidâwispreekt hier van eene andere overlevering nopens dezen profeet, zijnde, dat hij een honderdtal Israëlieten onderhield en verzorgde, die tot hem vluchtten, na aan eene zekere slachting te zijn ontkomen, voor welke daad hem waarschijnlijk den naam vanDhoe’lkeflwerd gegeven, daar de oorspronkelijke beteekenis van werkwoordcafolabeteekent: iemand te onderhouden of zorg voor hem te dragen. Indien men op deze overlevering eene veronderstelling zou mogen bouwen, zegtSale, dan zou ik mij verbeelden, dat de bedoelde persoonObadiahde gouverneur vanAshabshuis was (ZieI KoningenXVII : 4.)22Zijnde, omstreeks dertig of drieëndertig.23Namelijk de engelen.24ZieHoofdstuk II, vers 32.25ZieHoofdstuk VII, vers 17enHoofdstuk XV, vers 43.

Acht en Dertigste Hoofdstuk.S.Geopenbaard te Mekka.—88 verzen.

Geopenbaard te Mekka.—88 verzen.

Geopenbaard te Mekka.—88 verzen.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.S1.1.Ik zweer bij den Koran, gevuld met waarschuwingen. Waarlijk, de ongeloovigen zijn verkleefd aan trotschheid entwist.2.Hoevele geslachten hebben wij voor hen verdelgd en zij riepen om genade; maar het was geen tijd meer om aan de straf te ontkomen.3.Zij zijn verbaasd, dat een uit hen geboren waarschuwer tot hen is gekomen. En de ongeloovigen zeggen: Deze man is een toovenaar en een leugenaar.4.Verklaart hij dat de goden één God zijn? Waarlijk dit is eene zonderlinge zaak.5.En de voornaamste lieden onder hen vertrokken2, zeggende tot elkander: Gaat en volhardt in de vereering uwer goden, waarlijk; u er van af te trekken is de bedoelde zaak3.6.Wij hebben niet van zoo iets in den laatsten godsdienst gehoord.4. Dit is niets dan eene valsche uitvinding.7.Werd hem bij voorkeur boven een ander onzer eene waarschuwing nedergezonden? Waarlijk, zij verkeeren in eene dwaling omtrent mijne waarschuwing; doch zij hebben mijne wraak nog niet geproefd.8.Zijn de schatten der genade van uwen Heer, den Machtige, den Milddadige, in hunne handen?9.Is het koninkrijk der hemelen en der aarde, en van hetgeen er tusschen is, in hun bezit? Indien dit zoo is, laat het dan met ladders (touwen) ten hemel opstijgen.10.Maar hunne legers, hoe talrijk die ook mochten zijn, zullen op de vlucht gejaagd worden.11.Het volk vanNoach, de stam vanAdenPharao, de bezitter der staken5beschuldigden, voor hen, de profeten van bedrog.12.Ook de stam vanThamoeden het volk vanLot, en de bewoners van het woud nabijMadian6deden dit en waren de bondgenooten tegen Gods gezanten.13.Zij allen deden niet anders, dan hunne gezanten van valschheid beschuldigen, waardoor mijne wraak rechtvaardig op hen werd uitgeoefend.14.En deze wachten slechts op een klank der trompet, die niet uitgesteld zal worden.15.En zij zeggen spottende: O Heer! geef ons ons deel voor den dag der rekenschap.16.Verdraag geduldig wat zij bedrijven en herinner hen onzen dienaarDavid, die met sterkte7begaafd was; want hij was iemand, die zich ernstig tot God wendde.17.Wij dwongen de bergen, onzen lof met hem te verkondigen, des avonds en bij het opgaan der zon;18.Alsook de vogelen die zich tot hem verzamelen8, en die allen dikwijls met dat doel bij hem terug keerden.19.Wij stichten zijn koninkrijk, en wij gaven hem wijsheid en welsprekendheid van woorden.20.Is het verhaal der twee twistende9tot uwe kennis gekomen, toen zij, over den muur, in de bovenste vertrekken kwamen?21.Toen zij totDavidbinnenkwamen, en hij bevreesd voor hen was10, zeiden zij: Vrees niet, wij zijn twee tegenstanders, die een twist met elkander te beslechten hebben. De een van ons heeft den ander nadeel toegebracht: richt dus tusschen ons met waarheid: wees niet onrechtvaardig en leid ons op den rechten weg.22.Deze, mijn broeder heeft negenennegentig schapen, en ik had slechts eene ooi, en hij zeide: Geef mij die, om ze te houden, en hij overwon mij in den twist, dien wij te zamen hadden.23.Davidantwoordde: Waarlijk hij heeft u slecht behandeld, door u uwe ooi te vragen, als eene bijvoeging tot zijne eigen schapen; en velen van hen, die eene zaak met elkander hebben, benadeelen elkander, behalve zij, die gelooven en doen wat rechtvaardig is. Maar hoe weinigen zijn dat! EnDavidbemerkte, dat wij hem door deze gelijkenis hadden beproefd, en hij vroeg vergiffenis van zijn Heer; hij viel neder, boog zich en betoonde berouw11.24.Daarom vergaven wij hem zijne fout, en hij zal toegelaten worden om ons te naderen, en hij zal eene uitmuntende verblijfplaats in het paradijs hebben.25.ODavid! wij hebben u aangewezen, als een uitverkoren vorst op de aarde; oordeel dus tusschen de menschen met waarheid, en volg niet uw eigen hartstocht, opdat hij u niet van Gods weg doe afdwalen; want zij die van Gods weg afdwalen, zullen eene ernstige straf ondergaan, dewijl zij den dag van hulp hebben vergeten.26.Wij hebben de hemelen en de aarde en wat daartusschen is, niet in ijdelheid geschapen12. Dit is het oordeel der ongeloovigen; maar wee over hen, die niet gelooven, hun deel is het hellevuur.27.Zullen wij met hen, die gelooven en goede werken verrichten, evenzoo doen, als met hen, die verderfelijk op aarde handelen? Zullen wij met den vrome even als met den zondaar handelen?28.OMahomet! wij hebben u een gezegend boek nedergezonden, opdat gij aandachtig over de teekenen daarvan zoudt nadenken, en de met verstand begiftigde menschen gewaarschuwd zouden mogen wezen.29.En wij gaven aanDavid Salomo. Welk een uitmuntende dienaar! want hij wendde zich dikwijls tot den Heer.30.Toen de paarden, staande op drie pooten, en den grond met den kant van den vierden poot aanrakende en vlug in hunnen loop, des avonds voor hem werden ten toon gesteld13.31.Zeide hij: Waarlijk, ik heb de liefde der aardsche goederen bemind, boven de herdenking van mijn Heer, en heb den tijd besteed aan het beschouwen dezer paarden, terwijl de zon door den sluier des nachts is verborgen; breng de paarden weder voor mij.32.En toen zij teruggebracht waren, begon hij hunne pooten en halzen af te snijden.33.Ook beproefden wijSalomo, en plaatsten een nagebootst (misvormd) lichaam opzijntroon14. Daarna wendde hij zich tot God.34.En zeide: O Heer! vergeef mij en mijn koninkrijk, dat door niemand na mij zal worden verkregen; want gij zijt de schenkervan koninkrijken.35.En wij onderwierpen den wind aan hem, die op zijn bevel zachtjes heengleed, werwaarts wij dien richtten.36.En wij onderwierpen hem ook de duivels en, onder deze, degenen die behendig waren in het bouwen en van het duiken naar parelen.37.En wij leverden hem anderen over, die geketend waren, zeggende:38.Dit is ons geschenk; wees dus mild, of wees spaarzaam tegenover wien gij dit geschikt zult oordeelen15, zonder daarvan rekenschap af te leggen.39.En hij zal ons naderen, en een heerlijk verblijf in het paradijs hebben.40.En gedenk onzen dienaarJob16, toen hij tot zijnen Heer riep, zeggende: Waarlijk, Satan heeft mij met rampen en pijn bedroefd.41.En er werd tot hem gezegd: Strijk de aarde met uwen voet; en toen hij dit had gedaan, ontsprong er eene fontein, en er werd tot hem gezegd: Dit is voor u, om u er mede te wasschen, te verfrisschen en om te drinken.42.En wij gaven hem zijn gezin terug, en nog eens zooveel bovendien, door onze genade.43.En wij zeiden tot hem: Neem een handvol (of bundel)17in uwe hand en sla er uwe vrouw mede18, en breek uwen eed niet19. Waarlijk, wij bevonden, dat hij een geduldig persoon was.44.Welk een uitmuntend dienaar was hij: want hij was iemand, die zich dikwijls tot ons wendde.45.Gedenk ookonze dienarenAbraham,IzaäkenJacob, die dappere en voorzichtige menschen waren.46.Waarlijk, wij zuiverden hen met eene volkomene zuivering, door de herdenking van het volgende leven.47.En zij waren goede menschen en voor ons aangezicht uitverkoren.48.En gedenkIsraël, enElisha20enDhoe’lkefl21: want deze allen waren goede menschen.49.Dit is eene vermaning. Waarlijk, de vromen zullen eene uitnemende plaats hebben, om er terug te keeren;50.Namelijk, tuinen van eeuwig verblijf, waarvan de ingangen voor hen zullen openstaan.51.Als zij daarin nederliggen, zullen zij er verschillende soorten vruchten en dranken vinden.52.En nabij hen zullen de maagden van het paradijs zitten, hare blikken van ieder afwendende; behalve van hare bruidegommen, van gelijken ouderdom als zij22.53.Dit is, wat u vóór den dag der rekenschap beloofd werd.54.Dit is onze overvloed, die niet falen zal.55.Dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen. Maar voor de zondaren is eene slechte schuilplaats gereed gemaakt;56.Namelijk de hel: zij zullen daarin geroepen worden om verbrand te worden, en dat zal eene ellendige rustplaats wezen;57.Proef dit, zal men hun zeggen; namelijk kokend water en het bedorven vocht, dat uit de lijken der verdoemden vloeit.58En verschillende andere dingen van dezelfde soort.59.En er zal tot de verleiders gezegd worden: Deze schaar, die door u werd geleid, zal te zamen met u, van boven neder in de hel geworpen worden. Zij zullen niet verwelkomd worden; want zij zullen het vuur binnengaan om verbrand te worden.60.En de verleiden zullen tot hunne verleiders zeggen: Waarlijk, gij zult niet verwelkomd worden; gij hebt deze kastijding over ons gebracht, en de hel is een ellendig verblijf!61.Zij zullen zeggen: O Heer! verdubbel in het hellevuur de marteling van hen, die deze straf over ons gebracht hebben.62.En de ongeloovigen zullen zeggen: Waarom zien wij de menschen niet, welke wij onder de zondaren telden.63.En die wij met spot ontvingen? Of missen onze oogen hen?64.Inderdaad, dat is eene waarheid; namelijk de twist onder de bewoners van het hellevuur.65.OMahomet! zeg tot de afgodendienaars. Waarlijk, ik ben slechts een waarschuwer, en er is geen god, buiten den eenen, eenigen God, den Almachtige.66.Den Heer van hemelen aarde en alles wat daartusschen is, den Machtige, den Vergever van zonden.67.Zeg: het is eene gewichtige zending.68.Waarvan gij u afwendt.69.Ik had geene kennis van de verheven vorsten23, toen zij omtrent de schepping van den mensch twistten.70.(Het werd mij slechts geopenbaard als een bewijs, dat ik een openbaar prediker was);71.Toen uw Heer tot de engelen zeide: Ik zal den mensch van klei scheppen.72.Als ik hem geschapen, en hem mijn geest zal hebben ingeblazen, valt gij voor hem neder, en aanbidt hem24.73.En al de engelen vereerden hem in het algemeen.74.BehalveEblis, die door hoogmoed was opgeblazen en een ongeloovige werd.75.God zeide tot hem: OEblis! wat verhindert u, datgeene te vereeren, wat ik met mijne handen heb geschapen.76.Zijt gij opgeblazen door ijdele trotschheid? of zijt gij werkelijk iemand van verheven verdienste?77.Hij antwoordde: Ik ben uitnemender dan hij. Gij hebt mij van vuur geschapen, en hem hebt gij van klei gemaakt.78.God zeide tot hem: Ga dus weg van hier; want gij zult van de genade verdreven (gesteenigd) worden.79.En mijn vloek zal op u rusten, tot den dag des oordeels.80.Hij hernam: O Heer! geef mij uitstel tot den dag der opstanding.81.God zeide: Waarlijk, gij zult een van hen zijn, die uitstel zullen ontvangen.82.Tot den dag van den bepaalden tijd.83.Ebliszeide: Ik zweer bij uw macht, dat ik hen allen zal verleiden.84.Behalve uwe dienaren, die bijzonder onder hen gekozen zullen worden.85.God zeide: Het is een rechtvaardig vonnis, en ik spreek de waarheid; ik zal zekerlijk de hel met u vullen, en met dezulken die u volgen; allen te zamen25.86.Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag geenerlei belooning van u, voor deze mijne prediking, noch ben ik een van hen, die zich meester maken van een deel van datgene wat hun niet toebehoort.87.De Koran is niets anders dan een vermaning aan alle schepselen.88.En na een zekeren tijd zult gij zekerlijk weten, wat van het daarin geschonkene, waar is.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.

S1.1.Ik zweer bij den Koran, gevuld met waarschuwingen. Waarlijk, de ongeloovigen zijn verkleefd aan trotschheid entwist.2.Hoevele geslachten hebben wij voor hen verdelgd en zij riepen om genade; maar het was geen tijd meer om aan de straf te ontkomen.3.Zij zijn verbaasd, dat een uit hen geboren waarschuwer tot hen is gekomen. En de ongeloovigen zeggen: Deze man is een toovenaar en een leugenaar.4.Verklaart hij dat de goden één God zijn? Waarlijk dit is eene zonderlinge zaak.5.En de voornaamste lieden onder hen vertrokken2, zeggende tot elkander: Gaat en volhardt in de vereering uwer goden, waarlijk; u er van af te trekken is de bedoelde zaak3.6.Wij hebben niet van zoo iets in den laatsten godsdienst gehoord.4. Dit is niets dan eene valsche uitvinding.7.Werd hem bij voorkeur boven een ander onzer eene waarschuwing nedergezonden? Waarlijk, zij verkeeren in eene dwaling omtrent mijne waarschuwing; doch zij hebben mijne wraak nog niet geproefd.8.Zijn de schatten der genade van uwen Heer, den Machtige, den Milddadige, in hunne handen?9.Is het koninkrijk der hemelen en der aarde, en van hetgeen er tusschen is, in hun bezit? Indien dit zoo is, laat het dan met ladders (touwen) ten hemel opstijgen.10.Maar hunne legers, hoe talrijk die ook mochten zijn, zullen op de vlucht gejaagd worden.11.Het volk vanNoach, de stam vanAdenPharao, de bezitter der staken5beschuldigden, voor hen, de profeten van bedrog.12.Ook de stam vanThamoeden het volk vanLot, en de bewoners van het woud nabijMadian6deden dit en waren de bondgenooten tegen Gods gezanten.13.Zij allen deden niet anders, dan hunne gezanten van valschheid beschuldigen, waardoor mijne wraak rechtvaardig op hen werd uitgeoefend.14.En deze wachten slechts op een klank der trompet, die niet uitgesteld zal worden.15.En zij zeggen spottende: O Heer! geef ons ons deel voor den dag der rekenschap.16.Verdraag geduldig wat zij bedrijven en herinner hen onzen dienaarDavid, die met sterkte7begaafd was; want hij was iemand, die zich ernstig tot God wendde.17.Wij dwongen de bergen, onzen lof met hem te verkondigen, des avonds en bij het opgaan der zon;18.Alsook de vogelen die zich tot hem verzamelen8, en die allen dikwijls met dat doel bij hem terug keerden.19.Wij stichten zijn koninkrijk, en wij gaven hem wijsheid en welsprekendheid van woorden.20.Is het verhaal der twee twistende9tot uwe kennis gekomen, toen zij, over den muur, in de bovenste vertrekken kwamen?21.Toen zij totDavidbinnenkwamen, en hij bevreesd voor hen was10, zeiden zij: Vrees niet, wij zijn twee tegenstanders, die een twist met elkander te beslechten hebben. De een van ons heeft den ander nadeel toegebracht: richt dus tusschen ons met waarheid: wees niet onrechtvaardig en leid ons op den rechten weg.22.Deze, mijn broeder heeft negenennegentig schapen, en ik had slechts eene ooi, en hij zeide: Geef mij die, om ze te houden, en hij overwon mij in den twist, dien wij te zamen hadden.23.Davidantwoordde: Waarlijk hij heeft u slecht behandeld, door u uwe ooi te vragen, als eene bijvoeging tot zijne eigen schapen; en velen van hen, die eene zaak met elkander hebben, benadeelen elkander, behalve zij, die gelooven en doen wat rechtvaardig is. Maar hoe weinigen zijn dat! EnDavidbemerkte, dat wij hem door deze gelijkenis hadden beproefd, en hij vroeg vergiffenis van zijn Heer; hij viel neder, boog zich en betoonde berouw11.24.Daarom vergaven wij hem zijne fout, en hij zal toegelaten worden om ons te naderen, en hij zal eene uitmuntende verblijfplaats in het paradijs hebben.25.ODavid! wij hebben u aangewezen, als een uitverkoren vorst op de aarde; oordeel dus tusschen de menschen met waarheid, en volg niet uw eigen hartstocht, opdat hij u niet van Gods weg doe afdwalen; want zij die van Gods weg afdwalen, zullen eene ernstige straf ondergaan, dewijl zij den dag van hulp hebben vergeten.26.Wij hebben de hemelen en de aarde en wat daartusschen is, niet in ijdelheid geschapen12. Dit is het oordeel der ongeloovigen; maar wee over hen, die niet gelooven, hun deel is het hellevuur.27.Zullen wij met hen, die gelooven en goede werken verrichten, evenzoo doen, als met hen, die verderfelijk op aarde handelen? Zullen wij met den vrome even als met den zondaar handelen?28.OMahomet! wij hebben u een gezegend boek nedergezonden, opdat gij aandachtig over de teekenen daarvan zoudt nadenken, en de met verstand begiftigde menschen gewaarschuwd zouden mogen wezen.29.En wij gaven aanDavid Salomo. Welk een uitmuntende dienaar! want hij wendde zich dikwijls tot den Heer.30.Toen de paarden, staande op drie pooten, en den grond met den kant van den vierden poot aanrakende en vlug in hunnen loop, des avonds voor hem werden ten toon gesteld13.31.Zeide hij: Waarlijk, ik heb de liefde der aardsche goederen bemind, boven de herdenking van mijn Heer, en heb den tijd besteed aan het beschouwen dezer paarden, terwijl de zon door den sluier des nachts is verborgen; breng de paarden weder voor mij.32.En toen zij teruggebracht waren, begon hij hunne pooten en halzen af te snijden.33.Ook beproefden wijSalomo, en plaatsten een nagebootst (misvormd) lichaam opzijntroon14. Daarna wendde hij zich tot God.34.En zeide: O Heer! vergeef mij en mijn koninkrijk, dat door niemand na mij zal worden verkregen; want gij zijt de schenkervan koninkrijken.35.En wij onderwierpen den wind aan hem, die op zijn bevel zachtjes heengleed, werwaarts wij dien richtten.36.En wij onderwierpen hem ook de duivels en, onder deze, degenen die behendig waren in het bouwen en van het duiken naar parelen.37.En wij leverden hem anderen over, die geketend waren, zeggende:38.Dit is ons geschenk; wees dus mild, of wees spaarzaam tegenover wien gij dit geschikt zult oordeelen15, zonder daarvan rekenschap af te leggen.39.En hij zal ons naderen, en een heerlijk verblijf in het paradijs hebben.40.En gedenk onzen dienaarJob16, toen hij tot zijnen Heer riep, zeggende: Waarlijk, Satan heeft mij met rampen en pijn bedroefd.41.En er werd tot hem gezegd: Strijk de aarde met uwen voet; en toen hij dit had gedaan, ontsprong er eene fontein, en er werd tot hem gezegd: Dit is voor u, om u er mede te wasschen, te verfrisschen en om te drinken.42.En wij gaven hem zijn gezin terug, en nog eens zooveel bovendien, door onze genade.43.En wij zeiden tot hem: Neem een handvol (of bundel)17in uwe hand en sla er uwe vrouw mede18, en breek uwen eed niet19. Waarlijk, wij bevonden, dat hij een geduldig persoon was.44.Welk een uitmuntend dienaar was hij: want hij was iemand, die zich dikwijls tot ons wendde.45.Gedenk ookonze dienarenAbraham,IzaäkenJacob, die dappere en voorzichtige menschen waren.46.Waarlijk, wij zuiverden hen met eene volkomene zuivering, door de herdenking van het volgende leven.47.En zij waren goede menschen en voor ons aangezicht uitverkoren.48.En gedenkIsraël, enElisha20enDhoe’lkefl21: want deze allen waren goede menschen.49.Dit is eene vermaning. Waarlijk, de vromen zullen eene uitnemende plaats hebben, om er terug te keeren;50.Namelijk, tuinen van eeuwig verblijf, waarvan de ingangen voor hen zullen openstaan.51.Als zij daarin nederliggen, zullen zij er verschillende soorten vruchten en dranken vinden.52.En nabij hen zullen de maagden van het paradijs zitten, hare blikken van ieder afwendende; behalve van hare bruidegommen, van gelijken ouderdom als zij22.53.Dit is, wat u vóór den dag der rekenschap beloofd werd.54.Dit is onze overvloed, die niet falen zal.55.Dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen. Maar voor de zondaren is eene slechte schuilplaats gereed gemaakt;56.Namelijk de hel: zij zullen daarin geroepen worden om verbrand te worden, en dat zal eene ellendige rustplaats wezen;57.Proef dit, zal men hun zeggen; namelijk kokend water en het bedorven vocht, dat uit de lijken der verdoemden vloeit.58En verschillende andere dingen van dezelfde soort.59.En er zal tot de verleiders gezegd worden: Deze schaar, die door u werd geleid, zal te zamen met u, van boven neder in de hel geworpen worden. Zij zullen niet verwelkomd worden; want zij zullen het vuur binnengaan om verbrand te worden.60.En de verleiden zullen tot hunne verleiders zeggen: Waarlijk, gij zult niet verwelkomd worden; gij hebt deze kastijding over ons gebracht, en de hel is een ellendig verblijf!61.Zij zullen zeggen: O Heer! verdubbel in het hellevuur de marteling van hen, die deze straf over ons gebracht hebben.62.En de ongeloovigen zullen zeggen: Waarom zien wij de menschen niet, welke wij onder de zondaren telden.63.En die wij met spot ontvingen? Of missen onze oogen hen?64.Inderdaad, dat is eene waarheid; namelijk de twist onder de bewoners van het hellevuur.65.OMahomet! zeg tot de afgodendienaars. Waarlijk, ik ben slechts een waarschuwer, en er is geen god, buiten den eenen, eenigen God, den Almachtige.66.Den Heer van hemelen aarde en alles wat daartusschen is, den Machtige, den Vergever van zonden.67.Zeg: het is eene gewichtige zending.68.Waarvan gij u afwendt.69.Ik had geene kennis van de verheven vorsten23, toen zij omtrent de schepping van den mensch twistten.70.(Het werd mij slechts geopenbaard als een bewijs, dat ik een openbaar prediker was);71.Toen uw Heer tot de engelen zeide: Ik zal den mensch van klei scheppen.72.Als ik hem geschapen, en hem mijn geest zal hebben ingeblazen, valt gij voor hem neder, en aanbidt hem24.73.En al de engelen vereerden hem in het algemeen.74.BehalveEblis, die door hoogmoed was opgeblazen en een ongeloovige werd.75.God zeide tot hem: OEblis! wat verhindert u, datgeene te vereeren, wat ik met mijne handen heb geschapen.76.Zijt gij opgeblazen door ijdele trotschheid? of zijt gij werkelijk iemand van verheven verdienste?77.Hij antwoordde: Ik ben uitnemender dan hij. Gij hebt mij van vuur geschapen, en hem hebt gij van klei gemaakt.78.God zeide tot hem: Ga dus weg van hier; want gij zult van de genade verdreven (gesteenigd) worden.79.En mijn vloek zal op u rusten, tot den dag des oordeels.80.Hij hernam: O Heer! geef mij uitstel tot den dag der opstanding.81.God zeide: Waarlijk, gij zult een van hen zijn, die uitstel zullen ontvangen.82.Tot den dag van den bepaalden tijd.83.Ebliszeide: Ik zweer bij uw macht, dat ik hen allen zal verleiden.84.Behalve uwe dienaren, die bijzonder onder hen gekozen zullen worden.85.God zeide: Het is een rechtvaardig vonnis, en ik spreek de waarheid; ik zal zekerlijk de hel met u vullen, en met dezulken die u volgen; allen te zamen25.86.Zeg tot de bewoners vanMekka: Ik vraag geenerlei belooning van u, voor deze mijne prediking, noch ben ik een van hen, die zich meester maken van een deel van datgene wat hun niet toebehoort.87.De Koran is niets anders dan een vermaning aan alle schepselen.88.En na een zekeren tijd zult gij zekerlijk weten, wat van het daarin geschonkene, waar is.

1De beteekenis van deze letter (Sad) is onbekend. Sommigen gissen dat die voorSidk, zijnde waarheid, staat, of voorSadaka(צדיק,צדקת) zijnde:hij(namelijkMahomet)spreekt de waarheid. Anderen geven verschillende veronderstellingen op, die daarin overeenkomen, dat zij alle even onzeker zijn.2De Koreïshieten waren namelijk zeer verstoord door de bekeering vanOmar. De voornaamste hunner begaven zich daarop gezamenlijk naarAboe Taleb, ten einde zich bij hem over de handelingen van zijn neefMahomette beklagen. Daar zij echter door de argumenten van den profeet in verwarring en tot stilzwijgen gebracht werden, verlieten zij de vergadering en moedigden elkander in hunne weerspannigheid aan (Al Beidâwi).3Namelijk ons van hunne vereering af te trekken.4Zijnde in den godsdienst, welken wij van onze vaderen ontvingen, of in den godsdienst vanJezus, den laatsten voor de zending vanMahomet, en waarin de drieëenheid voorkomt (Al Beidâwi).5Savaryvertaalt dit:Pharaodoor zijne lievelingen omringd. Overigens zegtJallalo’ddin, tot opheldering van deze plaats, waarbij wij de vertaling vanSalehebben gevolgd, datPharaode gewoonte had, degenen, welke hij wilde straffen, met de handen en voeten aan vier in den grond geplaatste staken te doen bevestigen en hen zoo te martelen. Sommigen verklaren de woorden, die ook door “de heer of de meester der staken” kunnen worden vertaald, figuurlijk, als beeld van het hechte bestaan vanPharaoskoninkrijk, dewijl de Arabieren hunne tenten door middel van staken bevestigen (Al Beidâwi); doch zij kunnen ook de weerspannigheid en hardvochtigheid van dien vorst bedoelen.6ZieHoofdstuk XV, vers 78.7De uitleggers veronderstellen, dat hier de geschiktheid bedoeld wordt om de vaak herhaalde uitoefening der godsdienstplichten vol te houden. Zij zeggen, datDavidgewoon was, om den anderen dag te vasten, en de helft van den nacht in gebeden door te brengen.8ZieHoofdstuk XXI, vers 79.9Dit waren twee engelen, die in de gedaante van menschen totDavidkwamen, om zijn oordeel te vragen over den gewaanden en hierboven medegedeelden twist. Het is slechts de parabel vanNathanenDavid(2Sam. XII) met eene kleine wijziging.10Omdat zij plotseling tot hem kwamen, op een dag van afzondering, toen de deuren bewaakt waren en niemand toegelaten werd, ten einde zijne godsdienstige overpeinzingen niet te storen. Zij zeggen namelijk, datDavidzijn tijd geregeld verdeelde, een dag afzonderlijk met het dienen van God doorbrengende, een anderen om bij zijn volk recht te spreken, een anderen dag om voor hen te prediken en een anderen dag aan zijne eigen zaken besteedde (Al Beidâwi, Jallalo’ddin).11De misdaad waaraanDavidzich schuldig maakte, was het nemen der vrouw vanUriah, terwijl hij beval, dat men haar man aan het hoofd van den slag zou plaatsen, opdat hij gedood mocht worden (Al Beidâwi, Jallalo’ddin). Sommigen veronderstellen, dat dit verhaal medegedeeld werd, om als een waarschuwing voorMahomette dienen, die naarhet schijnt neiging had om te begeeren, wat een ander toebehoorde.12Door te veroorloven dat de onrechtvaardigheid ongestraft en de rechtvaardige onbeloond bleef.13Salomohad uit de veroverde stedenDamascusenNisibiseen groot aantal paarden medegebracht; anderen zeggen, dat het paarden waren dieDavidop de Amalekieten buit gemaakt en aan zijn zoon als erfenis nagelaten had; anderen weder, dat deze paarden uit de golven der zee waren voortgekomen en vleugels hadden. Toen men deze duizend paarden voorSalomovoerde, beschouwde hij die zoo lang, dat hij het uur des gebeds vergat; maar toen hij dit bemerkte, liet hij de dieren grootendeels ombrengen als offeranden, terwijl hij een honderdtal der schoonste behield. Om hem voor dit verlies te troosten, onderwierp God hem de winden (Al Beidâwi, al Zamakshari, Yahya).14NadatSalomoSidonveroverd en den koning dier stad gedood had, nam hij zijne dochter als bijzit. Zij kreeg verlof het standbeeld haars vaders in hare vertrekken te mogen plaatsen; zij en hare dienstmaagdenaanbaden dit en brachten zoodoende den afgodendienst onder het dak vanSalomo, waaraan deze, door het vernielen der beelden een einde maakte. God wilde hem echter voor die zwakheid straffen.Salomohad de gewoonte, telkens als hij naar het bad ging, zijn ring het zinnebeeld der macht, en den talisman, door welken hij over de geniussen heerschte, in handen van eene zijner vrouwen te laten. Een demon gelukte het, zich, door het aannemen vanSalomo’sgedaante, er meester van te maken en zich op den troon te plaatsen.Salomodie, zoodoende, van zijnen rang was beroofd, verloor het koninkrijk en was verplicht op aarde rond te dwalen, tot de ring, die door den boozen geest in zee was geworpen, door een visscher opgehaald en aanSalomoteruggegeven was, waardoor hij zijne macht herwon (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Abu’Lfeda.).15Sommigen veronderstellen, dat deze woorden betrekking hebben op de geniussen, en datSalomodaardoor wordt gemachtigd, naar zijn welbehagen, sommige van hen in vrijheid te stellen of in ketens te klinken.16ZieHoofdstuk XXI, vers 83.17Het oorspronkelijke drukt niet uit, waaruit deze handvol bestond. Een verklaarder veronderstelt, dat het slechts eene handvol droog gras of biezen was; een ander, dat het de tak van een palmboom zou zijn geweest.Zie de noten vanvers 83, Hoofdstuk XXI.18De uitleggers komen niet overeen, omtrent het misdrijf door de vrouw vanJobbegaan, weshalve zij deze kastijding kon verdienen. Reeds vroeger hebben wij daarover gesproken. (ZieHoofdstuk XXI de noot van vers 83.)Sommigen denken, dat het slechts was, omdat zij bij eene boodschap te lang uitbleef.19Want hij had gezworen, haar na zijn herstel, honderd slagen te zullen geven.20ZieHoofdstuk VI, vers 86.21ZieHoofdstuk XXI, vers 85.Al Beidâwispreekt hier van eene andere overlevering nopens dezen profeet, zijnde, dat hij een honderdtal Israëlieten onderhield en verzorgde, die tot hem vluchtten, na aan eene zekere slachting te zijn ontkomen, voor welke daad hem waarschijnlijk den naam vanDhoe’lkeflwerd gegeven, daar de oorspronkelijke beteekenis van werkwoordcafolabeteekent: iemand te onderhouden of zorg voor hem te dragen. Indien men op deze overlevering eene veronderstelling zou mogen bouwen, zegtSale, dan zou ik mij verbeelden, dat de bedoelde persoonObadiahde gouverneur vanAshabshuis was (ZieI KoningenXVII : 4.)22Zijnde, omstreeks dertig of drieëndertig.23Namelijk de engelen.24ZieHoofdstuk II, vers 32.25ZieHoofdstuk VII, vers 17enHoofdstuk XV, vers 43.

1De beteekenis van deze letter (Sad) is onbekend. Sommigen gissen dat die voorSidk, zijnde waarheid, staat, of voorSadaka(צדיק,צדקת) zijnde:hij(namelijkMahomet)spreekt de waarheid. Anderen geven verschillende veronderstellingen op, die daarin overeenkomen, dat zij alle even onzeker zijn.

2De Koreïshieten waren namelijk zeer verstoord door de bekeering vanOmar. De voornaamste hunner begaven zich daarop gezamenlijk naarAboe Taleb, ten einde zich bij hem over de handelingen van zijn neefMahomette beklagen. Daar zij echter door de argumenten van den profeet in verwarring en tot stilzwijgen gebracht werden, verlieten zij de vergadering en moedigden elkander in hunne weerspannigheid aan (Al Beidâwi).

3Namelijk ons van hunne vereering af te trekken.

4Zijnde in den godsdienst, welken wij van onze vaderen ontvingen, of in den godsdienst vanJezus, den laatsten voor de zending vanMahomet, en waarin de drieëenheid voorkomt (Al Beidâwi).

5Savaryvertaalt dit:Pharaodoor zijne lievelingen omringd. Overigens zegtJallalo’ddin, tot opheldering van deze plaats, waarbij wij de vertaling vanSalehebben gevolgd, datPharaode gewoonte had, degenen, welke hij wilde straffen, met de handen en voeten aan vier in den grond geplaatste staken te doen bevestigen en hen zoo te martelen. Sommigen verklaren de woorden, die ook door “de heer of de meester der staken” kunnen worden vertaald, figuurlijk, als beeld van het hechte bestaan vanPharaoskoninkrijk, dewijl de Arabieren hunne tenten door middel van staken bevestigen (Al Beidâwi); doch zij kunnen ook de weerspannigheid en hardvochtigheid van dien vorst bedoelen.

6ZieHoofdstuk XV, vers 78.

7De uitleggers veronderstellen, dat hier de geschiktheid bedoeld wordt om de vaak herhaalde uitoefening der godsdienstplichten vol te houden. Zij zeggen, datDavidgewoon was, om den anderen dag te vasten, en de helft van den nacht in gebeden door te brengen.

8ZieHoofdstuk XXI, vers 79.

9Dit waren twee engelen, die in de gedaante van menschen totDavidkwamen, om zijn oordeel te vragen over den gewaanden en hierboven medegedeelden twist. Het is slechts de parabel vanNathanenDavid(2Sam. XII) met eene kleine wijziging.

10Omdat zij plotseling tot hem kwamen, op een dag van afzondering, toen de deuren bewaakt waren en niemand toegelaten werd, ten einde zijne godsdienstige overpeinzingen niet te storen. Zij zeggen namelijk, datDavidzijn tijd geregeld verdeelde, een dag afzonderlijk met het dienen van God doorbrengende, een anderen om bij zijn volk recht te spreken, een anderen dag om voor hen te prediken en een anderen dag aan zijne eigen zaken besteedde (Al Beidâwi, Jallalo’ddin).

11De misdaad waaraanDavidzich schuldig maakte, was het nemen der vrouw vanUriah, terwijl hij beval, dat men haar man aan het hoofd van den slag zou plaatsen, opdat hij gedood mocht worden (Al Beidâwi, Jallalo’ddin). Sommigen veronderstellen, dat dit verhaal medegedeeld werd, om als een waarschuwing voorMahomette dienen, die naarhet schijnt neiging had om te begeeren, wat een ander toebehoorde.

12Door te veroorloven dat de onrechtvaardigheid ongestraft en de rechtvaardige onbeloond bleef.

13Salomohad uit de veroverde stedenDamascusenNisibiseen groot aantal paarden medegebracht; anderen zeggen, dat het paarden waren dieDavidop de Amalekieten buit gemaakt en aan zijn zoon als erfenis nagelaten had; anderen weder, dat deze paarden uit de golven der zee waren voortgekomen en vleugels hadden. Toen men deze duizend paarden voorSalomovoerde, beschouwde hij die zoo lang, dat hij het uur des gebeds vergat; maar toen hij dit bemerkte, liet hij de dieren grootendeels ombrengen als offeranden, terwijl hij een honderdtal der schoonste behield. Om hem voor dit verlies te troosten, onderwierp God hem de winden (Al Beidâwi, al Zamakshari, Yahya).

14NadatSalomoSidonveroverd en den koning dier stad gedood had, nam hij zijne dochter als bijzit. Zij kreeg verlof het standbeeld haars vaders in hare vertrekken te mogen plaatsen; zij en hare dienstmaagdenaanbaden dit en brachten zoodoende den afgodendienst onder het dak vanSalomo, waaraan deze, door het vernielen der beelden een einde maakte. God wilde hem echter voor die zwakheid straffen.Salomohad de gewoonte, telkens als hij naar het bad ging, zijn ring het zinnebeeld der macht, en den talisman, door welken hij over de geniussen heerschte, in handen van eene zijner vrouwen te laten. Een demon gelukte het, zich, door het aannemen vanSalomo’sgedaante, er meester van te maken en zich op den troon te plaatsen.Salomodie, zoodoende, van zijnen rang was beroofd, verloor het koninkrijk en was verplicht op aarde rond te dwalen, tot de ring, die door den boozen geest in zee was geworpen, door een visscher opgehaald en aanSalomoteruggegeven was, waardoor hij zijne macht herwon (Al Beidâwi,Jallalo’ddin,Abu’Lfeda.).

15Sommigen veronderstellen, dat deze woorden betrekking hebben op de geniussen, en datSalomodaardoor wordt gemachtigd, naar zijn welbehagen, sommige van hen in vrijheid te stellen of in ketens te klinken.

16ZieHoofdstuk XXI, vers 83.

17Het oorspronkelijke drukt niet uit, waaruit deze handvol bestond. Een verklaarder veronderstelt, dat het slechts eene handvol droog gras of biezen was; een ander, dat het de tak van een palmboom zou zijn geweest.

Zie de noten vanvers 83, Hoofdstuk XXI.

18De uitleggers komen niet overeen, omtrent het misdrijf door de vrouw vanJobbegaan, weshalve zij deze kastijding kon verdienen. Reeds vroeger hebben wij daarover gesproken. (ZieHoofdstuk XXI de noot van vers 83.)Sommigen denken, dat het slechts was, omdat zij bij eene boodschap te lang uitbleef.

19Want hij had gezworen, haar na zijn herstel, honderd slagen te zullen geven.

20ZieHoofdstuk VI, vers 86.

21ZieHoofdstuk XXI, vers 85.Al Beidâwispreekt hier van eene andere overlevering nopens dezen profeet, zijnde, dat hij een honderdtal Israëlieten onderhield en verzorgde, die tot hem vluchtten, na aan eene zekere slachting te zijn ontkomen, voor welke daad hem waarschijnlijk den naam vanDhoe’lkeflwerd gegeven, daar de oorspronkelijke beteekenis van werkwoordcafolabeteekent: iemand te onderhouden of zorg voor hem te dragen. Indien men op deze overlevering eene veronderstelling zou mogen bouwen, zegtSale, dan zou ik mij verbeelden, dat de bedoelde persoonObadiahde gouverneur vanAshabshuis was (ZieI KoningenXVII : 4.)

22Zijnde, omstreeks dertig of drieëndertig.

23Namelijk de engelen.

24ZieHoofdstuk II, vers 32.

25ZieHoofdstuk VII, vers 17enHoofdstuk XV, vers 43.

Negen en Dertigste Hoofdstuk.De Scharen1.Geopenbaard teMekka.2—75 verzen.In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.De openbaring van dit boek is van den machtigen denwijzen God.2.Waarlijk, wij hebben u dit boek met waarheid geopenbaard: dient dus God, en vertoont hun den waren godsdienst.3.Zijt gij Gode geen waren godsdienst verschuldigd?4.Maar wat hen betreft, die zich andere beschermers naast hem uitkiezen, zeggende: Wij aanbidden hen alleen, opdat zij ons nader tot God zouden mogen brengen, waarlijk, God zal tusschen hen richten, nopens hetgeen waaromtrent zij verschillen.5.Waarlijk, God zal dengeen niet richten, die leugenaar of ondankbaar is.6.Indien God begeerd zou hebben, een zoon te bezitten, zou hij zeker naar zijn welbehagen gekozen hebben, uit datgene wat hij geschapen heeft. Maar zoo iets zij verre van hem! Hij is de eenige, de almachtige God.7.Hij heeft de hemelen en de aarde geschapen met waarheid: hij doet den dag door den nacht opvolgen, en hij doet den nacht door den dag vervangen, en hij dwingt de zon en de maan hare diensten te volbrengen: ieder van haar haast zich, een bepaalden tijdkring te voltooien. Is hij niet de Machtige, de Vergever van zonden?8.Hij schiep u uit een man, en vormde daarna uit hem zijne vrouw; en Hij heeft u vier paren vee3geschonken. Hij vormde u, in de ingewanden uwer moeders door verschillende, trapsgewijze vormingen4, in de de duisternis van drie sluiers5. Dit is God uw Heer; hem behoort het koninkrijk; er is geen God buiten hem. Waarom hebt gij u dus van zijne vereering tot den afgodendienst gewend?9.Indien gij ondankbaar zijt, waarlijk, God heeft u niet noodig; doch hij bemint geene ondankbaarheid bij zijne dienaren; maar indien gij dankbaar zijt, zal hij zich zeer met u verheugen. Eene beladen ziel zal den last eener andere niet dragen; daarna zult gij tot uwen Heer wederkeeren, en hij zal u verklaren wat gij verricht hebt en u dienovereenkomstig beloonen;10.Want hij kent de binnenste deelen uwer borsten.11.Als de droefheid een mensch overvalt, roept hij zijnen Heer aan en wendt zich tot hem; maar daarna, als God hem van zijne gunst heeft geschonken, vergeet hij het Wezen, dat hij te voren heeft aangeroepen, en stelt anderen gelijk met God, opdat hij de menschen van hunnen weg zou afleiden. Zeg tot zulk een man: Geniet dit leven in uwe ongetrouwheid voor een korten tijd; maar hierna zult gij zekerlijk een der bewoners van het hellevuur zijn.12.Zal hij, die zich in de uren des nachts aan het gebed overgeeft, nedergebogen en staande, en die zorg draagt voor het volgende leven en op de genade van zijn Heer hoopt, behandeld worden als de goddeloozen? Zeg: Zullen zij, die hunnen plicht kennen en zij, die dien niet kennen, gelijk staan? Waarlijk alleen de man van verstand zal gewaarschuwd worden.13.Zeg: o mijnedienaren, die gelooft! vreest uwen Heer. Zij, die goed in deze wereld doen, zullen goede belooning in de volgende ontvangen6en Gods aarde is ruim7. Waarlijk, zij die met geduld volharden, zullen hunne belooning, zonder maat ontvangen.14.Zeg: Mij is bevolen God te vereeren en hem den zuiveren godsdienst te wijden, en mij is bevolen de eerste Moslem te zijn815.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik mijn Heer ongehoorzaam ben.16.Zeg: ik vereer God, terwijl ik hem eenen zuiveren godsdienst wijde.17.Maar gij aanbidt, buiten hem, wat gij wilt. Zeg: Waarlijk, zij zullen de verliezers zijn, die op den dag der opstanding hunne eigene zielen en hunne gezinnen zullen verliezen; is dit geen duidelijk verlies?18.Boven hen zullen daken van vuur, en onder hen vloeren van vuur wezen. Daarmede bedreigt God zijne dienaren; vreest mij dus, o mijne dienaren!19.Maar zij, die de vereering van afgoden vermijden en tot God gewend zijn, zullen goede tijdingen ontvangen. Breng dus goede tijdingen tot mijne dienaren, die naar mijn woord luisteren, en volgen wat daarin het uitnemendst is. Dit zijn degenen die God richt en dat zijn menschen van verstand.20.Kunt gij dus hem, oMahomet! over wien het vonnis der eeuwige straf rechtvaardig werd uitgesproken, of hem bevrijden, die bestemd is het hellevuur te bewonen.21.Maar voor hen, die hunnen God vreezen, zullen verheven verblijfplaatsen in het paradijs gereed gemaakt wezen, waarboven andere vertrekken zullen gebouwd zijn, en onder welke rivieren zullen stroomen. Dit is Gods belofte, en God zal niet te kort doen aan zijne belofte.22.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dit in de aarde doet gaan om er bronnen van te vormen, en daardoor graan (planten) van verschillende soorten voortbrengt? Daarna doet hij die verdorren, en gij ziet haar geel worden; en daarna doet hij die tot stof worden. Waarlijk hierin is eene onderrichting voor mannen van verstand.23.Zal dus hij, wiens borst verwijd is, om den godsdienst van den Islam te ontvangen, en die het licht van zijn Heer volgt, zoo als hij wezen, wiens hart versteend is omtrent de herdenking van God! Zij verkeeren in eene duidelijke dwaling.24.God heeft een uitnemend woord geopenbaard; een boek, dat overeenkomstig zichzelven is, en herhaalde vermaningen bevat. De huid van hen die hunnen Heer vreezen, krimpt uit vrees daarvoor ineen, daarna worden, bij de herdenking van hunnen Heer, hunne huiden en ook hunne harten zacht. Dit is de leiding van God; hij wil daardoor leiden wien hem behaagt, en hij, dien God zaldoen dwalen, zal geen leider hebben.25.Zal dus hij, die op den dag der opstanding verplicht zal wezen, zich met zijn aangezicht te beschutten9tegen de gestrengheid der straf, gelijk zijn aan hem, die daarvoor veilig is? Den goddeloozen zal gezegd worden: Proeft wat gij hebt verdiend.26.Zij die vóór hen waren, beschuldigden hunnen gezanten van bedrog; daarom kwam eene straf op hen, van waar zij het niet verwachtten.27.En God vernederde hen in dit leven, maar de straf van het volgende leven zal zekerlijk grooter wezen. Indien zij mannen van verstand waren, zouden zij dit weten.28.Wij hebben den mensch thans, in dezen Koran, alle soorten van gelijkenissen voorgesteld, opdat hij gewaarschuwd zou wezen.29.Een Arabische Koran waarin geen bochten zijn10; opdat zij God zouden vreezen.30.God stelt als eene gelijkenis een man voor, die verscheidene makkers heeft, welke onder elkander verschillen, en een man die zich geheel aan een persoon overgeeft11: zullen dezen met elkander gelijk gesteld worden? Dank den Heere. Neen! Maar het meerendeel hunner begrijpen niet.31.Waarlijk, gij, oMahomet! zult sterven.32.En gij zult met elkander daarover, op den dag der opstanding, voor uwen Heer twisten.33.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God uitdenkt, en waarheid loochent als die tot hem komt? Bestaat er dan geene woning in de hel voor de ongeloovigen.34.Maar hij die waarheid brengt, en hij die daaraan geloof hecht12, dat zijn zij die God vreezen.35.Zij zullen alles verkrijgen, wat zij voor het aangezicht van hunnen Heer ook mogen begeeren; dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen.36.God zal het slechtste uitwisschen van hetgeen zij hebben bedreven, en zal hun hunne belooning geven, overeenkomstig de uiterste verdiensten van het goede, dat zij gedaan zullen hebben.37.Is God geen toereikend beschermer van zijn dienaar? Zij zullen nog trachten u bevreesd te maken voor de valsche godheden welke zij nevens God aanbidden13. Maar hij, wien God doetdwalen, zal niemand hebben om hem te leiden.38.En hij, die door God gericht wordt, zal door niemand kunnen misleid worden. Is God niet machtig, en in staat te wreken? Indien gij hun vraagt, wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, zullen zij zekerlijk antwoorden: God.39.Zeg: Denkt gij dus, dat de godheden, die gij naast God aanroept, in staat zijn, mij van zijne bezoeking te verlossen, indien het Gode behaagt mij te bezoeken? of dat zij in staat zijn, zijne genade te weerhouden, indien het hem behaagt mij genade te betoonen? Zeg: God is mijn toereikende ondersteuner; laten zij in hem hun vertrouwen stellen, die dat in niemand trachten te plaatsen.40.Zeg: O mijn, volk! handelt gij overeenkomstig uw vermogen; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig het mijne.41.Hierna zult gij weten aan wien van ons eene straf zal worden opgelegd, die hem met schaamte bedekken, en op wien eene zware straf nederkomen zal.42.Waarlijk, wij hebben u het boek van den Koran, tot onderrichting van den mensch, in waarheid geopenbaard. Wie daardoor gericht zal worden, zal gericht zijn ten voordeele zijner eigene ziel, en wie dwalen zal, zal slechts tegen zijne ziel dwalen; en gij zijt geen bewaker van hen.43.God neemt de zielen der menschen, op den tijd van hunnen dood tot zich en ook van hen, die niet sterven, neemt hij de ziel in hunnen slaap14, en hij onthoudt haar hun, omtrent welke hij het besluit des doods heeft genomen15; maar hij zendt de overigen tot een bepaald tijdperk terug16. Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die overwegen.44.Hebben de Koreïshieten afgoden genomen tot hunne tusschenpersonen bij God? Zeg: Wat! niettegenstaande deze geene macht over iets bezitten, noch verstand bezitten.45.Zeg: Tusschentreding is geheel in Gods bestiering17: hem is het koninkrijk van hemel en aarde, en hierna zult gij tot hem terugkeeren.46.Als de eenige God wordt vermeld,krimpthet hart van spijt ineen van hen, die niet in het volgende leven gelooven; maar als de valsche goden, die naast hem vereerd worden, vermeld worden, ziet, dan zijn zijmet vreugde vervuld.47.Zeg: O God! schepper van hemel en aarde, die weet wat geheim en wat duidelijk is, gij zult tusschen uwe dienaren richten nopens datgene waaromtrent zij verschillen.48.Indien zij, die onrechtvaardig handelen, meesters waren van alles wat op de aarde is en nog meer daarenboven, waarlijk, zij zouden het geven om zich zelven los te koopen, van de smart der straf op den dag der opstanding, en daar zullen hun, van God verschrikkingen verschijnen, welke zij zich nimmer konden verbeelden.49.En daar zullen hun hunne booze daden duidelijk verschijnen, en datgene, waarover zij gespot hebben, zal hen omringen.50.Als de mensch door droefheid wordt getroffen, roept hij ons aan, doch daarna, als wij hem van onze gunst hebben geschonken, zegt hij: ik heb het alleen ontvangen wegens Gods bekendheid met mijne verdiensten18. Integendeel, het is eene proef; maar het meerendeel hunner weet het niet.51.Zij die vóór hen waren, zeiden hetzelfde19; maar datgene wat zij gewonnen hebben, is hun niet van voordeel, en het booze, dat zij hebben bedreven, valt op hen.52.En al wie vanMekka’sbewoners onrechtvaardig zal hebben gehandeld, op dien zullen eveneens de booze daden vallen, welke zij verdiend hebben20; nimmer zullen zij de goddelijke wraak verijdelen.53.Weten zij niet, dat God zijnen voorraad overvloedig besteedt aan wien hem behaagt, en dat hij spaarzaam is naar zijn welbehagen? Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die gelooven.54.Zeg: O mijne dienaren! die tegen uwe eigene zielen hebt gezondigd, wanhoopt niet omtrent Gods genade; gij weet dat God alle zonden vergeeft21; want hij is genadig en barmhartig.55.En weest tot uwen Heer gekeerd en onderwerpt u aan hem, voor de bedreigde straf u overvalle; want dan zult gij niet geholpen worden.56.En volgt de uitmuntendste onderrichtingen, die u van uwen Heer zijn nedergezonden, alvorens de straf plotseling op u nederkome, en gij de nadering daarvan niet bemerkt.57.En eene ziel zegt, helaas! Ik was zorgeloos omtrent mijn plicht nopens God; waarlijk, ik was een spotter.58.Of die zegt: Indien God mij zou geleid hebben, waarlijk, dan ware ik een vrome geweest.59.Of die zegt, op het zien der gereedgemaakte straf: indien ik nog eens in dewereldkon terugkeeren, zou ik een rechtvaardige worden.60.Maar God zal antwoorden: Mijne teekens kwamen vroeger tot u, en gij hebt die van valschheid beschuldigd;gij waart opgeblazen door trotschheid en werd een ongeloovige.61.Op den dag der opstanding zult gij de aangezichten van hen, die leugens omtrent God hebben uitgedacht, zwart zien worden. Is er geen verblijf voor de laatdunkenden in de hel gereed gemaakt?62.Maar God zal degenen bevrijden die hem zullen vreezen, en hen in hunne plaats van veiligheid leiden: het kwaad zal hen niet bereiken en zij zullen niet bedroefd worden.63.God is de schepper van alle dingen, en hij is de beheerscher van alle dingen. Hem behooren de sleutels van hemel en aarde; en zij die niet in de teekens van God gelooven, zullen te gronde gaan.64.Zeg: Gebiedt gij mij daarom iets anders dan God te aanbidden, gij dwazen?65.Nadat het u door openbaring is gezegd, en ook tot de profeten die vóór u waren, zeggende: Waarlijk, indien gij deelgenooten met God vereenigt, zullen al uwe werken zonder eenig nut wezen, en gij zult zekerlijk een van hen zijn, die te gronde gaan.66.Vreest dus veeleer God, en weest dankbaar.67.Maar zij schatten God niet op de juiste waarde, terwijl de geheele aarde op den dag der opstanding, slechts eene handvol voor hem zal uitmaken, en de hemelen in zijne rechterhand ineengerold zullen worden. Geloofd zij hij, en verre verheven boven de afgoden, welke zij met hem vereenigen!68.Eene trompet zal geblazen worden22, en allen die in den hemel en op aarde zijn, behalve zij, omtrent welke het Gode zal behagen, hen van het algemeene lot uit te zonderen23, zullen den geest geven. Daarna zal nog eens geblazen worden, en ziet, zij zullen verrijzen en opzien.69.En de aarde zal schitteren door het licht van haren Heer, en het boek zal opengelegd worden, en de profeten en martelaren zullen als getuige worden gebracht; en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld; en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.70.En iedere ziel zal ten volle worden beloond, overeenkomstig hetgeen zij zal hebben verricht; want hij weet volkomen wat zij doen.71.En de ongeloovigen zullen bij scharen in de hel worden gedreven, totdat, als zij daar zullen aankomen, hare poorten zullen worden geopend, en de bewaarders daarvan zullen tot hen zeggen: Kwamen geene gezanten uit uw midden tot u, die de teekens van uwen Heer herinnerden,en u voor de ontmoeting van dezen uwen dag waarschuwden. Zij zullen antwoorden: Ja; maar het vonnis van eeuwige straf is rechtvaardig over de ongeloovigen uitgesproken24.72.Men zal tot hen zeggen: Treedt de poorten der hel binnen, om daarin voor eeuwig te wonen, en ellendig zal het verblijf der trotschen zijn!73.Maar zij, die hunnen Heer hebben gevreesd, zullen bij scharen naar het paradijs worden geleid, tot zij daar zullen aankomen; en de poorten daarvan zullen dadelijk worden opengezet, en de wachten daarvan zullen tot hen zeggen: Vrede zij op u! gij waart goed: treedt dus het paradijs binnen, ten einde daar voor eeuwig te verblijven.74.En zij zullen antwoorden: Geloofd zij God, die zijne belofte heeft vervuld en ons de aarde heeft doen erven25, opdat wij in het paradijs zouden wonen, waar het ons behaagt. Hoe uitmuntend is de belooning van hen, die rechtvaardigheid uitoefenen!75.En gij zult de engelen zien, gaande in optocht om den troon, den lof van hunnen Heer verkondigende, en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld, en zij zullen zeggen: Geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!1Deze titel is ontleend aanvers 71.2Behalvevers 54(Jallalo’ddin,Al Beidâwi).3ZieHoofdstuk VI, vers 145.4ZieHoofdstuk XXII, vers 5.5Zijnde, de buik, de ingewanden en de vliezen, die de vrucht omsluiten.6Of: zij die goed doen, zullen goed zelfs in deze wereld ontvangen.7Laat dus hij, die zijnen godsdienst niet in zekerheid kan uitoefenen op de plaats, waar hij verblijf houdt, of geboren is, naar eene plaats van vrijheid en veiligheid ontvluchten (Al Beidâwi)8Zijnde de eerste der Koreïshieten, die den waren godsdienst belijdt; ook de leider, of het hoofd der Moslems.9Want zijne handen zullen aan zijn nek vastgeketend wezen, en hij zal niet in staat zijn iets anders te doen dan zijn aangezicht aan het vuur bloot te stellen (Al Beidâwi).10Zijnde geen tegenspraak, gebrek of twijfel.11Deze plaats stelt de onzekerheid van den afgodendienaar voor, die door het dienen van verschillende meesters afgetrokken wordt, en de voldoening des gemoeds, die den aanbidder van den eenigen waren God wacht.(Al Beidâwi).12ZijndeMahometen zijne volgelingen. Sommigen veronderstellen, dat door de hierna volgende woorden, bijzonderAboe Bekrwordt bedoeld, dewijl hij de waarachtigheid van den profeet betuigde, wat zijne reis naar den hemel betreft.13De Koreïshieten waren gewoon aanMahomette zeggen, dat zij vreesden, dat hunne goden hem eenig nadeel toebrengen, of hem van het gebruik zijner ledematen, of van zijne rede berooven zouden, omdat hij oneerbiedig van hen sprak.14Volgens deze plaats zijn de zielen van hen die slapen, bij God; Hij ontvangt die, en zendt die dan eens terug en behoudt die dan weder, naar gelang de bepaalde tijd al of niet is afgeloopen. Het gebruik van het woordteveffa, in deze plaats, ondersteunt, wat wij in de noot vanHoofdstuk III, vers 48hebben gezegd. Wij doen bij deze gelegenheid opmerken, dat het woorden fous(meervoudig vannafs, zielרפש), persoon of individu beteekent en onderscheiden moet worden vanrouh, (רוח) ziel, geeft, hoewel derouh(meervoudigerwah) ook sterven beteekent, en dat de engelen mede moeten sterven, om daarna te worden opgewekt.15Hun niet veroorlovende in hunne lichamen terug te keeren.16Zijnde: In hunne lichamen als zij ontwaken (Al Beidâwi).17Want niemand kan of durft zich vermeten, tusschen beiden te treden, tenzij met zijn verlof.18Of door mijne eigene wijsheid.19ZooalsKaroenvooral deed (zieHoofdstuk XXVIII, vers 76).20Zooals dienovereenkomstig geschiedde; want zij werden met een hevigen hongersnood van zeven jaren gestraft, terwijl zij de dappersten hunner krijgshelden in den slag vanBedrverloren (Al Beidâwi).21Aan hen, die oprecht berouw beloven en zijne eenheid beleiden; want de zonden der afgodendienaars zullen niet vergeven worden, zieHoofdstuk II vers 75noot.22Al Beidâwizegt: De eerste maal. Hij veronderstelt dus, dat er slechts twee malen zal worden geblazen (gelijk er ook slechts twee keeren uitdrukkelijk in den Koran zijn vermeld), terwijl anderen veronderstellen, dat het driemaal zal geschieden. VolgensYahyaen anderen, zal de tijdruimte tusschen deze twee trompetgeschallen, veertig dagen wezen, anderen gelooven echter, dat dit vele jaren zal bedragen.23Sommigen zijn van meening, dat de engelenGabriël, Michaël, Israfilen de engel des doodsIsraïl, niet in datzelfde oogenblik maar later zullen sterven, opdat het woord van God, volgens hetwelk alle wezens zullen moeten sterven, verwezenlijkt worde. Daarna zullen allen herrijzen.24ZieHoofdstuk VII, vers 23enHoofdstuk XI, vers 115. Het schijnt, alsof, door deze woorden, de verdoemden hunne vernietiging aan Gods besluit van voorbeschikking wijten.25Dit is eene metaphorische uitdrukking, die de volkomene zekerheid en den overvloed voorstelt, welke door de gelukzaligen in het paradijs zal worden genoten.

Negen en Dertigste Hoofdstuk.De Scharen1.Geopenbaard teMekka.2—75 verzen.

Geopenbaard teMekka.2—75 verzen.

Geopenbaard teMekka.2—75 verzen.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.1.De openbaring van dit boek is van den machtigen denwijzen God.2.Waarlijk, wij hebben u dit boek met waarheid geopenbaard: dient dus God, en vertoont hun den waren godsdienst.3.Zijt gij Gode geen waren godsdienst verschuldigd?4.Maar wat hen betreft, die zich andere beschermers naast hem uitkiezen, zeggende: Wij aanbidden hen alleen, opdat zij ons nader tot God zouden mogen brengen, waarlijk, God zal tusschen hen richten, nopens hetgeen waaromtrent zij verschillen.5.Waarlijk, God zal dengeen niet richten, die leugenaar of ondankbaar is.6.Indien God begeerd zou hebben, een zoon te bezitten, zou hij zeker naar zijn welbehagen gekozen hebben, uit datgene wat hij geschapen heeft. Maar zoo iets zij verre van hem! Hij is de eenige, de almachtige God.7.Hij heeft de hemelen en de aarde geschapen met waarheid: hij doet den dag door den nacht opvolgen, en hij doet den nacht door den dag vervangen, en hij dwingt de zon en de maan hare diensten te volbrengen: ieder van haar haast zich, een bepaalden tijdkring te voltooien. Is hij niet de Machtige, de Vergever van zonden?8.Hij schiep u uit een man, en vormde daarna uit hem zijne vrouw; en Hij heeft u vier paren vee3geschonken. Hij vormde u, in de ingewanden uwer moeders door verschillende, trapsgewijze vormingen4, in de de duisternis van drie sluiers5. Dit is God uw Heer; hem behoort het koninkrijk; er is geen God buiten hem. Waarom hebt gij u dus van zijne vereering tot den afgodendienst gewend?9.Indien gij ondankbaar zijt, waarlijk, God heeft u niet noodig; doch hij bemint geene ondankbaarheid bij zijne dienaren; maar indien gij dankbaar zijt, zal hij zich zeer met u verheugen. Eene beladen ziel zal den last eener andere niet dragen; daarna zult gij tot uwen Heer wederkeeren, en hij zal u verklaren wat gij verricht hebt en u dienovereenkomstig beloonen;10.Want hij kent de binnenste deelen uwer borsten.11.Als de droefheid een mensch overvalt, roept hij zijnen Heer aan en wendt zich tot hem; maar daarna, als God hem van zijne gunst heeft geschonken, vergeet hij het Wezen, dat hij te voren heeft aangeroepen, en stelt anderen gelijk met God, opdat hij de menschen van hunnen weg zou afleiden. Zeg tot zulk een man: Geniet dit leven in uwe ongetrouwheid voor een korten tijd; maar hierna zult gij zekerlijk een der bewoners van het hellevuur zijn.12.Zal hij, die zich in de uren des nachts aan het gebed overgeeft, nedergebogen en staande, en die zorg draagt voor het volgende leven en op de genade van zijn Heer hoopt, behandeld worden als de goddeloozen? Zeg: Zullen zij, die hunnen plicht kennen en zij, die dien niet kennen, gelijk staan? Waarlijk alleen de man van verstand zal gewaarschuwd worden.13.Zeg: o mijnedienaren, die gelooft! vreest uwen Heer. Zij, die goed in deze wereld doen, zullen goede belooning in de volgende ontvangen6en Gods aarde is ruim7. Waarlijk, zij die met geduld volharden, zullen hunne belooning, zonder maat ontvangen.14.Zeg: Mij is bevolen God te vereeren en hem den zuiveren godsdienst te wijden, en mij is bevolen de eerste Moslem te zijn815.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik mijn Heer ongehoorzaam ben.16.Zeg: ik vereer God, terwijl ik hem eenen zuiveren godsdienst wijde.17.Maar gij aanbidt, buiten hem, wat gij wilt. Zeg: Waarlijk, zij zullen de verliezers zijn, die op den dag der opstanding hunne eigene zielen en hunne gezinnen zullen verliezen; is dit geen duidelijk verlies?18.Boven hen zullen daken van vuur, en onder hen vloeren van vuur wezen. Daarmede bedreigt God zijne dienaren; vreest mij dus, o mijne dienaren!19.Maar zij, die de vereering van afgoden vermijden en tot God gewend zijn, zullen goede tijdingen ontvangen. Breng dus goede tijdingen tot mijne dienaren, die naar mijn woord luisteren, en volgen wat daarin het uitnemendst is. Dit zijn degenen die God richt en dat zijn menschen van verstand.20.Kunt gij dus hem, oMahomet! over wien het vonnis der eeuwige straf rechtvaardig werd uitgesproken, of hem bevrijden, die bestemd is het hellevuur te bewonen.21.Maar voor hen, die hunnen God vreezen, zullen verheven verblijfplaatsen in het paradijs gereed gemaakt wezen, waarboven andere vertrekken zullen gebouwd zijn, en onder welke rivieren zullen stroomen. Dit is Gods belofte, en God zal niet te kort doen aan zijne belofte.22.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dit in de aarde doet gaan om er bronnen van te vormen, en daardoor graan (planten) van verschillende soorten voortbrengt? Daarna doet hij die verdorren, en gij ziet haar geel worden; en daarna doet hij die tot stof worden. Waarlijk hierin is eene onderrichting voor mannen van verstand.23.Zal dus hij, wiens borst verwijd is, om den godsdienst van den Islam te ontvangen, en die het licht van zijn Heer volgt, zoo als hij wezen, wiens hart versteend is omtrent de herdenking van God! Zij verkeeren in eene duidelijke dwaling.24.God heeft een uitnemend woord geopenbaard; een boek, dat overeenkomstig zichzelven is, en herhaalde vermaningen bevat. De huid van hen die hunnen Heer vreezen, krimpt uit vrees daarvoor ineen, daarna worden, bij de herdenking van hunnen Heer, hunne huiden en ook hunne harten zacht. Dit is de leiding van God; hij wil daardoor leiden wien hem behaagt, en hij, dien God zaldoen dwalen, zal geen leider hebben.25.Zal dus hij, die op den dag der opstanding verplicht zal wezen, zich met zijn aangezicht te beschutten9tegen de gestrengheid der straf, gelijk zijn aan hem, die daarvoor veilig is? Den goddeloozen zal gezegd worden: Proeft wat gij hebt verdiend.26.Zij die vóór hen waren, beschuldigden hunnen gezanten van bedrog; daarom kwam eene straf op hen, van waar zij het niet verwachtten.27.En God vernederde hen in dit leven, maar de straf van het volgende leven zal zekerlijk grooter wezen. Indien zij mannen van verstand waren, zouden zij dit weten.28.Wij hebben den mensch thans, in dezen Koran, alle soorten van gelijkenissen voorgesteld, opdat hij gewaarschuwd zou wezen.29.Een Arabische Koran waarin geen bochten zijn10; opdat zij God zouden vreezen.30.God stelt als eene gelijkenis een man voor, die verscheidene makkers heeft, welke onder elkander verschillen, en een man die zich geheel aan een persoon overgeeft11: zullen dezen met elkander gelijk gesteld worden? Dank den Heere. Neen! Maar het meerendeel hunner begrijpen niet.31.Waarlijk, gij, oMahomet! zult sterven.32.En gij zult met elkander daarover, op den dag der opstanding, voor uwen Heer twisten.33.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God uitdenkt, en waarheid loochent als die tot hem komt? Bestaat er dan geene woning in de hel voor de ongeloovigen.34.Maar hij die waarheid brengt, en hij die daaraan geloof hecht12, dat zijn zij die God vreezen.35.Zij zullen alles verkrijgen, wat zij voor het aangezicht van hunnen Heer ook mogen begeeren; dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen.36.God zal het slechtste uitwisschen van hetgeen zij hebben bedreven, en zal hun hunne belooning geven, overeenkomstig de uiterste verdiensten van het goede, dat zij gedaan zullen hebben.37.Is God geen toereikend beschermer van zijn dienaar? Zij zullen nog trachten u bevreesd te maken voor de valsche godheden welke zij nevens God aanbidden13. Maar hij, wien God doetdwalen, zal niemand hebben om hem te leiden.38.En hij, die door God gericht wordt, zal door niemand kunnen misleid worden. Is God niet machtig, en in staat te wreken? Indien gij hun vraagt, wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, zullen zij zekerlijk antwoorden: God.39.Zeg: Denkt gij dus, dat de godheden, die gij naast God aanroept, in staat zijn, mij van zijne bezoeking te verlossen, indien het Gode behaagt mij te bezoeken? of dat zij in staat zijn, zijne genade te weerhouden, indien het hem behaagt mij genade te betoonen? Zeg: God is mijn toereikende ondersteuner; laten zij in hem hun vertrouwen stellen, die dat in niemand trachten te plaatsen.40.Zeg: O mijn, volk! handelt gij overeenkomstig uw vermogen; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig het mijne.41.Hierna zult gij weten aan wien van ons eene straf zal worden opgelegd, die hem met schaamte bedekken, en op wien eene zware straf nederkomen zal.42.Waarlijk, wij hebben u het boek van den Koran, tot onderrichting van den mensch, in waarheid geopenbaard. Wie daardoor gericht zal worden, zal gericht zijn ten voordeele zijner eigene ziel, en wie dwalen zal, zal slechts tegen zijne ziel dwalen; en gij zijt geen bewaker van hen.43.God neemt de zielen der menschen, op den tijd van hunnen dood tot zich en ook van hen, die niet sterven, neemt hij de ziel in hunnen slaap14, en hij onthoudt haar hun, omtrent welke hij het besluit des doods heeft genomen15; maar hij zendt de overigen tot een bepaald tijdperk terug16. Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die overwegen.44.Hebben de Koreïshieten afgoden genomen tot hunne tusschenpersonen bij God? Zeg: Wat! niettegenstaande deze geene macht over iets bezitten, noch verstand bezitten.45.Zeg: Tusschentreding is geheel in Gods bestiering17: hem is het koninkrijk van hemel en aarde, en hierna zult gij tot hem terugkeeren.46.Als de eenige God wordt vermeld,krimpthet hart van spijt ineen van hen, die niet in het volgende leven gelooven; maar als de valsche goden, die naast hem vereerd worden, vermeld worden, ziet, dan zijn zijmet vreugde vervuld.47.Zeg: O God! schepper van hemel en aarde, die weet wat geheim en wat duidelijk is, gij zult tusschen uwe dienaren richten nopens datgene waaromtrent zij verschillen.48.Indien zij, die onrechtvaardig handelen, meesters waren van alles wat op de aarde is en nog meer daarenboven, waarlijk, zij zouden het geven om zich zelven los te koopen, van de smart der straf op den dag der opstanding, en daar zullen hun, van God verschrikkingen verschijnen, welke zij zich nimmer konden verbeelden.49.En daar zullen hun hunne booze daden duidelijk verschijnen, en datgene, waarover zij gespot hebben, zal hen omringen.50.Als de mensch door droefheid wordt getroffen, roept hij ons aan, doch daarna, als wij hem van onze gunst hebben geschonken, zegt hij: ik heb het alleen ontvangen wegens Gods bekendheid met mijne verdiensten18. Integendeel, het is eene proef; maar het meerendeel hunner weet het niet.51.Zij die vóór hen waren, zeiden hetzelfde19; maar datgene wat zij gewonnen hebben, is hun niet van voordeel, en het booze, dat zij hebben bedreven, valt op hen.52.En al wie vanMekka’sbewoners onrechtvaardig zal hebben gehandeld, op dien zullen eveneens de booze daden vallen, welke zij verdiend hebben20; nimmer zullen zij de goddelijke wraak verijdelen.53.Weten zij niet, dat God zijnen voorraad overvloedig besteedt aan wien hem behaagt, en dat hij spaarzaam is naar zijn welbehagen? Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die gelooven.54.Zeg: O mijne dienaren! die tegen uwe eigene zielen hebt gezondigd, wanhoopt niet omtrent Gods genade; gij weet dat God alle zonden vergeeft21; want hij is genadig en barmhartig.55.En weest tot uwen Heer gekeerd en onderwerpt u aan hem, voor de bedreigde straf u overvalle; want dan zult gij niet geholpen worden.56.En volgt de uitmuntendste onderrichtingen, die u van uwen Heer zijn nedergezonden, alvorens de straf plotseling op u nederkome, en gij de nadering daarvan niet bemerkt.57.En eene ziel zegt, helaas! Ik was zorgeloos omtrent mijn plicht nopens God; waarlijk, ik was een spotter.58.Of die zegt: Indien God mij zou geleid hebben, waarlijk, dan ware ik een vrome geweest.59.Of die zegt, op het zien der gereedgemaakte straf: indien ik nog eens in dewereldkon terugkeeren, zou ik een rechtvaardige worden.60.Maar God zal antwoorden: Mijne teekens kwamen vroeger tot u, en gij hebt die van valschheid beschuldigd;gij waart opgeblazen door trotschheid en werd een ongeloovige.61.Op den dag der opstanding zult gij de aangezichten van hen, die leugens omtrent God hebben uitgedacht, zwart zien worden. Is er geen verblijf voor de laatdunkenden in de hel gereed gemaakt?62.Maar God zal degenen bevrijden die hem zullen vreezen, en hen in hunne plaats van veiligheid leiden: het kwaad zal hen niet bereiken en zij zullen niet bedroefd worden.63.God is de schepper van alle dingen, en hij is de beheerscher van alle dingen. Hem behooren de sleutels van hemel en aarde; en zij die niet in de teekens van God gelooven, zullen te gronde gaan.64.Zeg: Gebiedt gij mij daarom iets anders dan God te aanbidden, gij dwazen?65.Nadat het u door openbaring is gezegd, en ook tot de profeten die vóór u waren, zeggende: Waarlijk, indien gij deelgenooten met God vereenigt, zullen al uwe werken zonder eenig nut wezen, en gij zult zekerlijk een van hen zijn, die te gronde gaan.66.Vreest dus veeleer God, en weest dankbaar.67.Maar zij schatten God niet op de juiste waarde, terwijl de geheele aarde op den dag der opstanding, slechts eene handvol voor hem zal uitmaken, en de hemelen in zijne rechterhand ineengerold zullen worden. Geloofd zij hij, en verre verheven boven de afgoden, welke zij met hem vereenigen!68.Eene trompet zal geblazen worden22, en allen die in den hemel en op aarde zijn, behalve zij, omtrent welke het Gode zal behagen, hen van het algemeene lot uit te zonderen23, zullen den geest geven. Daarna zal nog eens geblazen worden, en ziet, zij zullen verrijzen en opzien.69.En de aarde zal schitteren door het licht van haren Heer, en het boek zal opengelegd worden, en de profeten en martelaren zullen als getuige worden gebracht; en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld; en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.70.En iedere ziel zal ten volle worden beloond, overeenkomstig hetgeen zij zal hebben verricht; want hij weet volkomen wat zij doen.71.En de ongeloovigen zullen bij scharen in de hel worden gedreven, totdat, als zij daar zullen aankomen, hare poorten zullen worden geopend, en de bewaarders daarvan zullen tot hen zeggen: Kwamen geene gezanten uit uw midden tot u, die de teekens van uwen Heer herinnerden,en u voor de ontmoeting van dezen uwen dag waarschuwden. Zij zullen antwoorden: Ja; maar het vonnis van eeuwige straf is rechtvaardig over de ongeloovigen uitgesproken24.72.Men zal tot hen zeggen: Treedt de poorten der hel binnen, om daarin voor eeuwig te wonen, en ellendig zal het verblijf der trotschen zijn!73.Maar zij, die hunnen Heer hebben gevreesd, zullen bij scharen naar het paradijs worden geleid, tot zij daar zullen aankomen; en de poorten daarvan zullen dadelijk worden opengezet, en de wachten daarvan zullen tot hen zeggen: Vrede zij op u! gij waart goed: treedt dus het paradijs binnen, ten einde daar voor eeuwig te verblijven.74.En zij zullen antwoorden: Geloofd zij God, die zijne belofte heeft vervuld en ons de aarde heeft doen erven25, opdat wij in het paradijs zouden wonen, waar het ons behaagt. Hoe uitmuntend is de belooning van hen, die rechtvaardigheid uitoefenen!75.En gij zult de engelen zien, gaande in optocht om den troon, den lof van hunnen Heer verkondigende, en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld, en zij zullen zeggen: Geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.

1.De openbaring van dit boek is van den machtigen denwijzen God.2.Waarlijk, wij hebben u dit boek met waarheid geopenbaard: dient dus God, en vertoont hun den waren godsdienst.3.Zijt gij Gode geen waren godsdienst verschuldigd?4.Maar wat hen betreft, die zich andere beschermers naast hem uitkiezen, zeggende: Wij aanbidden hen alleen, opdat zij ons nader tot God zouden mogen brengen, waarlijk, God zal tusschen hen richten, nopens hetgeen waaromtrent zij verschillen.5.Waarlijk, God zal dengeen niet richten, die leugenaar of ondankbaar is.6.Indien God begeerd zou hebben, een zoon te bezitten, zou hij zeker naar zijn welbehagen gekozen hebben, uit datgene wat hij geschapen heeft. Maar zoo iets zij verre van hem! Hij is de eenige, de almachtige God.7.Hij heeft de hemelen en de aarde geschapen met waarheid: hij doet den dag door den nacht opvolgen, en hij doet den nacht door den dag vervangen, en hij dwingt de zon en de maan hare diensten te volbrengen: ieder van haar haast zich, een bepaalden tijdkring te voltooien. Is hij niet de Machtige, de Vergever van zonden?8.Hij schiep u uit een man, en vormde daarna uit hem zijne vrouw; en Hij heeft u vier paren vee3geschonken. Hij vormde u, in de ingewanden uwer moeders door verschillende, trapsgewijze vormingen4, in de de duisternis van drie sluiers5. Dit is God uw Heer; hem behoort het koninkrijk; er is geen God buiten hem. Waarom hebt gij u dus van zijne vereering tot den afgodendienst gewend?9.Indien gij ondankbaar zijt, waarlijk, God heeft u niet noodig; doch hij bemint geene ondankbaarheid bij zijne dienaren; maar indien gij dankbaar zijt, zal hij zich zeer met u verheugen. Eene beladen ziel zal den last eener andere niet dragen; daarna zult gij tot uwen Heer wederkeeren, en hij zal u verklaren wat gij verricht hebt en u dienovereenkomstig beloonen;10.Want hij kent de binnenste deelen uwer borsten.11.Als de droefheid een mensch overvalt, roept hij zijnen Heer aan en wendt zich tot hem; maar daarna, als God hem van zijne gunst heeft geschonken, vergeet hij het Wezen, dat hij te voren heeft aangeroepen, en stelt anderen gelijk met God, opdat hij de menschen van hunnen weg zou afleiden. Zeg tot zulk een man: Geniet dit leven in uwe ongetrouwheid voor een korten tijd; maar hierna zult gij zekerlijk een der bewoners van het hellevuur zijn.12.Zal hij, die zich in de uren des nachts aan het gebed overgeeft, nedergebogen en staande, en die zorg draagt voor het volgende leven en op de genade van zijn Heer hoopt, behandeld worden als de goddeloozen? Zeg: Zullen zij, die hunnen plicht kennen en zij, die dien niet kennen, gelijk staan? Waarlijk alleen de man van verstand zal gewaarschuwd worden.13.Zeg: o mijnedienaren, die gelooft! vreest uwen Heer. Zij, die goed in deze wereld doen, zullen goede belooning in de volgende ontvangen6en Gods aarde is ruim7. Waarlijk, zij die met geduld volharden, zullen hunne belooning, zonder maat ontvangen.14.Zeg: Mij is bevolen God te vereeren en hem den zuiveren godsdienst te wijden, en mij is bevolen de eerste Moslem te zijn815.Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik mijn Heer ongehoorzaam ben.16.Zeg: ik vereer God, terwijl ik hem eenen zuiveren godsdienst wijde.17.Maar gij aanbidt, buiten hem, wat gij wilt. Zeg: Waarlijk, zij zullen de verliezers zijn, die op den dag der opstanding hunne eigene zielen en hunne gezinnen zullen verliezen; is dit geen duidelijk verlies?18.Boven hen zullen daken van vuur, en onder hen vloeren van vuur wezen. Daarmede bedreigt God zijne dienaren; vreest mij dus, o mijne dienaren!19.Maar zij, die de vereering van afgoden vermijden en tot God gewend zijn, zullen goede tijdingen ontvangen. Breng dus goede tijdingen tot mijne dienaren, die naar mijn woord luisteren, en volgen wat daarin het uitnemendst is. Dit zijn degenen die God richt en dat zijn menschen van verstand.20.Kunt gij dus hem, oMahomet! over wien het vonnis der eeuwige straf rechtvaardig werd uitgesproken, of hem bevrijden, die bestemd is het hellevuur te bewonen.21.Maar voor hen, die hunnen God vreezen, zullen verheven verblijfplaatsen in het paradijs gereed gemaakt wezen, waarboven andere vertrekken zullen gebouwd zijn, en onder welke rivieren zullen stroomen. Dit is Gods belofte, en God zal niet te kort doen aan zijne belofte.22.Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dit in de aarde doet gaan om er bronnen van te vormen, en daardoor graan (planten) van verschillende soorten voortbrengt? Daarna doet hij die verdorren, en gij ziet haar geel worden; en daarna doet hij die tot stof worden. Waarlijk hierin is eene onderrichting voor mannen van verstand.23.Zal dus hij, wiens borst verwijd is, om den godsdienst van den Islam te ontvangen, en die het licht van zijn Heer volgt, zoo als hij wezen, wiens hart versteend is omtrent de herdenking van God! Zij verkeeren in eene duidelijke dwaling.24.God heeft een uitnemend woord geopenbaard; een boek, dat overeenkomstig zichzelven is, en herhaalde vermaningen bevat. De huid van hen die hunnen Heer vreezen, krimpt uit vrees daarvoor ineen, daarna worden, bij de herdenking van hunnen Heer, hunne huiden en ook hunne harten zacht. Dit is de leiding van God; hij wil daardoor leiden wien hem behaagt, en hij, dien God zaldoen dwalen, zal geen leider hebben.25.Zal dus hij, die op den dag der opstanding verplicht zal wezen, zich met zijn aangezicht te beschutten9tegen de gestrengheid der straf, gelijk zijn aan hem, die daarvoor veilig is? Den goddeloozen zal gezegd worden: Proeft wat gij hebt verdiend.26.Zij die vóór hen waren, beschuldigden hunnen gezanten van bedrog; daarom kwam eene straf op hen, van waar zij het niet verwachtten.27.En God vernederde hen in dit leven, maar de straf van het volgende leven zal zekerlijk grooter wezen. Indien zij mannen van verstand waren, zouden zij dit weten.28.Wij hebben den mensch thans, in dezen Koran, alle soorten van gelijkenissen voorgesteld, opdat hij gewaarschuwd zou wezen.29.Een Arabische Koran waarin geen bochten zijn10; opdat zij God zouden vreezen.30.God stelt als eene gelijkenis een man voor, die verscheidene makkers heeft, welke onder elkander verschillen, en een man die zich geheel aan een persoon overgeeft11: zullen dezen met elkander gelijk gesteld worden? Dank den Heere. Neen! Maar het meerendeel hunner begrijpen niet.31.Waarlijk, gij, oMahomet! zult sterven.32.En gij zult met elkander daarover, op den dag der opstanding, voor uwen Heer twisten.33.Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God uitdenkt, en waarheid loochent als die tot hem komt? Bestaat er dan geene woning in de hel voor de ongeloovigen.34.Maar hij die waarheid brengt, en hij die daaraan geloof hecht12, dat zijn zij die God vreezen.35.Zij zullen alles verkrijgen, wat zij voor het aangezicht van hunnen Heer ook mogen begeeren; dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen.36.God zal het slechtste uitwisschen van hetgeen zij hebben bedreven, en zal hun hunne belooning geven, overeenkomstig de uiterste verdiensten van het goede, dat zij gedaan zullen hebben.37.Is God geen toereikend beschermer van zijn dienaar? Zij zullen nog trachten u bevreesd te maken voor de valsche godheden welke zij nevens God aanbidden13. Maar hij, wien God doetdwalen, zal niemand hebben om hem te leiden.38.En hij, die door God gericht wordt, zal door niemand kunnen misleid worden. Is God niet machtig, en in staat te wreken? Indien gij hun vraagt, wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, zullen zij zekerlijk antwoorden: God.39.Zeg: Denkt gij dus, dat de godheden, die gij naast God aanroept, in staat zijn, mij van zijne bezoeking te verlossen, indien het Gode behaagt mij te bezoeken? of dat zij in staat zijn, zijne genade te weerhouden, indien het hem behaagt mij genade te betoonen? Zeg: God is mijn toereikende ondersteuner; laten zij in hem hun vertrouwen stellen, die dat in niemand trachten te plaatsen.40.Zeg: O mijn, volk! handelt gij overeenkomstig uw vermogen; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig het mijne.41.Hierna zult gij weten aan wien van ons eene straf zal worden opgelegd, die hem met schaamte bedekken, en op wien eene zware straf nederkomen zal.42.Waarlijk, wij hebben u het boek van den Koran, tot onderrichting van den mensch, in waarheid geopenbaard. Wie daardoor gericht zal worden, zal gericht zijn ten voordeele zijner eigene ziel, en wie dwalen zal, zal slechts tegen zijne ziel dwalen; en gij zijt geen bewaker van hen.43.God neemt de zielen der menschen, op den tijd van hunnen dood tot zich en ook van hen, die niet sterven, neemt hij de ziel in hunnen slaap14, en hij onthoudt haar hun, omtrent welke hij het besluit des doods heeft genomen15; maar hij zendt de overigen tot een bepaald tijdperk terug16. Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die overwegen.44.Hebben de Koreïshieten afgoden genomen tot hunne tusschenpersonen bij God? Zeg: Wat! niettegenstaande deze geene macht over iets bezitten, noch verstand bezitten.45.Zeg: Tusschentreding is geheel in Gods bestiering17: hem is het koninkrijk van hemel en aarde, en hierna zult gij tot hem terugkeeren.46.Als de eenige God wordt vermeld,krimpthet hart van spijt ineen van hen, die niet in het volgende leven gelooven; maar als de valsche goden, die naast hem vereerd worden, vermeld worden, ziet, dan zijn zijmet vreugde vervuld.47.Zeg: O God! schepper van hemel en aarde, die weet wat geheim en wat duidelijk is, gij zult tusschen uwe dienaren richten nopens datgene waaromtrent zij verschillen.48.Indien zij, die onrechtvaardig handelen, meesters waren van alles wat op de aarde is en nog meer daarenboven, waarlijk, zij zouden het geven om zich zelven los te koopen, van de smart der straf op den dag der opstanding, en daar zullen hun, van God verschrikkingen verschijnen, welke zij zich nimmer konden verbeelden.49.En daar zullen hun hunne booze daden duidelijk verschijnen, en datgene, waarover zij gespot hebben, zal hen omringen.50.Als de mensch door droefheid wordt getroffen, roept hij ons aan, doch daarna, als wij hem van onze gunst hebben geschonken, zegt hij: ik heb het alleen ontvangen wegens Gods bekendheid met mijne verdiensten18. Integendeel, het is eene proef; maar het meerendeel hunner weet het niet.51.Zij die vóór hen waren, zeiden hetzelfde19; maar datgene wat zij gewonnen hebben, is hun niet van voordeel, en het booze, dat zij hebben bedreven, valt op hen.52.En al wie vanMekka’sbewoners onrechtvaardig zal hebben gehandeld, op dien zullen eveneens de booze daden vallen, welke zij verdiend hebben20; nimmer zullen zij de goddelijke wraak verijdelen.53.Weten zij niet, dat God zijnen voorraad overvloedig besteedt aan wien hem behaagt, en dat hij spaarzaam is naar zijn welbehagen? Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die gelooven.54.Zeg: O mijne dienaren! die tegen uwe eigene zielen hebt gezondigd, wanhoopt niet omtrent Gods genade; gij weet dat God alle zonden vergeeft21; want hij is genadig en barmhartig.55.En weest tot uwen Heer gekeerd en onderwerpt u aan hem, voor de bedreigde straf u overvalle; want dan zult gij niet geholpen worden.56.En volgt de uitmuntendste onderrichtingen, die u van uwen Heer zijn nedergezonden, alvorens de straf plotseling op u nederkome, en gij de nadering daarvan niet bemerkt.57.En eene ziel zegt, helaas! Ik was zorgeloos omtrent mijn plicht nopens God; waarlijk, ik was een spotter.58.Of die zegt: Indien God mij zou geleid hebben, waarlijk, dan ware ik een vrome geweest.59.Of die zegt, op het zien der gereedgemaakte straf: indien ik nog eens in dewereldkon terugkeeren, zou ik een rechtvaardige worden.60.Maar God zal antwoorden: Mijne teekens kwamen vroeger tot u, en gij hebt die van valschheid beschuldigd;gij waart opgeblazen door trotschheid en werd een ongeloovige.61.Op den dag der opstanding zult gij de aangezichten van hen, die leugens omtrent God hebben uitgedacht, zwart zien worden. Is er geen verblijf voor de laatdunkenden in de hel gereed gemaakt?62.Maar God zal degenen bevrijden die hem zullen vreezen, en hen in hunne plaats van veiligheid leiden: het kwaad zal hen niet bereiken en zij zullen niet bedroefd worden.63.God is de schepper van alle dingen, en hij is de beheerscher van alle dingen. Hem behooren de sleutels van hemel en aarde; en zij die niet in de teekens van God gelooven, zullen te gronde gaan.64.Zeg: Gebiedt gij mij daarom iets anders dan God te aanbidden, gij dwazen?65.Nadat het u door openbaring is gezegd, en ook tot de profeten die vóór u waren, zeggende: Waarlijk, indien gij deelgenooten met God vereenigt, zullen al uwe werken zonder eenig nut wezen, en gij zult zekerlijk een van hen zijn, die te gronde gaan.66.Vreest dus veeleer God, en weest dankbaar.67.Maar zij schatten God niet op de juiste waarde, terwijl de geheele aarde op den dag der opstanding, slechts eene handvol voor hem zal uitmaken, en de hemelen in zijne rechterhand ineengerold zullen worden. Geloofd zij hij, en verre verheven boven de afgoden, welke zij met hem vereenigen!68.Eene trompet zal geblazen worden22, en allen die in den hemel en op aarde zijn, behalve zij, omtrent welke het Gode zal behagen, hen van het algemeene lot uit te zonderen23, zullen den geest geven. Daarna zal nog eens geblazen worden, en ziet, zij zullen verrijzen en opzien.69.En de aarde zal schitteren door het licht van haren Heer, en het boek zal opengelegd worden, en de profeten en martelaren zullen als getuige worden gebracht; en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld; en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.70.En iedere ziel zal ten volle worden beloond, overeenkomstig hetgeen zij zal hebben verricht; want hij weet volkomen wat zij doen.71.En de ongeloovigen zullen bij scharen in de hel worden gedreven, totdat, als zij daar zullen aankomen, hare poorten zullen worden geopend, en de bewaarders daarvan zullen tot hen zeggen: Kwamen geene gezanten uit uw midden tot u, die de teekens van uwen Heer herinnerden,en u voor de ontmoeting van dezen uwen dag waarschuwden. Zij zullen antwoorden: Ja; maar het vonnis van eeuwige straf is rechtvaardig over de ongeloovigen uitgesproken24.72.Men zal tot hen zeggen: Treedt de poorten der hel binnen, om daarin voor eeuwig te wonen, en ellendig zal het verblijf der trotschen zijn!73.Maar zij, die hunnen Heer hebben gevreesd, zullen bij scharen naar het paradijs worden geleid, tot zij daar zullen aankomen; en de poorten daarvan zullen dadelijk worden opengezet, en de wachten daarvan zullen tot hen zeggen: Vrede zij op u! gij waart goed: treedt dus het paradijs binnen, ten einde daar voor eeuwig te verblijven.74.En zij zullen antwoorden: Geloofd zij God, die zijne belofte heeft vervuld en ons de aarde heeft doen erven25, opdat wij in het paradijs zouden wonen, waar het ons behaagt. Hoe uitmuntend is de belooning van hen, die rechtvaardigheid uitoefenen!75.En gij zult de engelen zien, gaande in optocht om den troon, den lof van hunnen Heer verkondigende, en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld, en zij zullen zeggen: Geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!

1Deze titel is ontleend aanvers 71.2Behalvevers 54(Jallalo’ddin,Al Beidâwi).3ZieHoofdstuk VI, vers 145.4ZieHoofdstuk XXII, vers 5.5Zijnde, de buik, de ingewanden en de vliezen, die de vrucht omsluiten.6Of: zij die goed doen, zullen goed zelfs in deze wereld ontvangen.7Laat dus hij, die zijnen godsdienst niet in zekerheid kan uitoefenen op de plaats, waar hij verblijf houdt, of geboren is, naar eene plaats van vrijheid en veiligheid ontvluchten (Al Beidâwi)8Zijnde de eerste der Koreïshieten, die den waren godsdienst belijdt; ook de leider, of het hoofd der Moslems.9Want zijne handen zullen aan zijn nek vastgeketend wezen, en hij zal niet in staat zijn iets anders te doen dan zijn aangezicht aan het vuur bloot te stellen (Al Beidâwi).10Zijnde geen tegenspraak, gebrek of twijfel.11Deze plaats stelt de onzekerheid van den afgodendienaar voor, die door het dienen van verschillende meesters afgetrokken wordt, en de voldoening des gemoeds, die den aanbidder van den eenigen waren God wacht.(Al Beidâwi).12ZijndeMahometen zijne volgelingen. Sommigen veronderstellen, dat door de hierna volgende woorden, bijzonderAboe Bekrwordt bedoeld, dewijl hij de waarachtigheid van den profeet betuigde, wat zijne reis naar den hemel betreft.13De Koreïshieten waren gewoon aanMahomette zeggen, dat zij vreesden, dat hunne goden hem eenig nadeel toebrengen, of hem van het gebruik zijner ledematen, of van zijne rede berooven zouden, omdat hij oneerbiedig van hen sprak.14Volgens deze plaats zijn de zielen van hen die slapen, bij God; Hij ontvangt die, en zendt die dan eens terug en behoudt die dan weder, naar gelang de bepaalde tijd al of niet is afgeloopen. Het gebruik van het woordteveffa, in deze plaats, ondersteunt, wat wij in de noot vanHoofdstuk III, vers 48hebben gezegd. Wij doen bij deze gelegenheid opmerken, dat het woorden fous(meervoudig vannafs, zielרפש), persoon of individu beteekent en onderscheiden moet worden vanrouh, (רוח) ziel, geeft, hoewel derouh(meervoudigerwah) ook sterven beteekent, en dat de engelen mede moeten sterven, om daarna te worden opgewekt.15Hun niet veroorlovende in hunne lichamen terug te keeren.16Zijnde: In hunne lichamen als zij ontwaken (Al Beidâwi).17Want niemand kan of durft zich vermeten, tusschen beiden te treden, tenzij met zijn verlof.18Of door mijne eigene wijsheid.19ZooalsKaroenvooral deed (zieHoofdstuk XXVIII, vers 76).20Zooals dienovereenkomstig geschiedde; want zij werden met een hevigen hongersnood van zeven jaren gestraft, terwijl zij de dappersten hunner krijgshelden in den slag vanBedrverloren (Al Beidâwi).21Aan hen, die oprecht berouw beloven en zijne eenheid beleiden; want de zonden der afgodendienaars zullen niet vergeven worden, zieHoofdstuk II vers 75noot.22Al Beidâwizegt: De eerste maal. Hij veronderstelt dus, dat er slechts twee malen zal worden geblazen (gelijk er ook slechts twee keeren uitdrukkelijk in den Koran zijn vermeld), terwijl anderen veronderstellen, dat het driemaal zal geschieden. VolgensYahyaen anderen, zal de tijdruimte tusschen deze twee trompetgeschallen, veertig dagen wezen, anderen gelooven echter, dat dit vele jaren zal bedragen.23Sommigen zijn van meening, dat de engelenGabriël, Michaël, Israfilen de engel des doodsIsraïl, niet in datzelfde oogenblik maar later zullen sterven, opdat het woord van God, volgens hetwelk alle wezens zullen moeten sterven, verwezenlijkt worde. Daarna zullen allen herrijzen.24ZieHoofdstuk VII, vers 23enHoofdstuk XI, vers 115. Het schijnt, alsof, door deze woorden, de verdoemden hunne vernietiging aan Gods besluit van voorbeschikking wijten.25Dit is eene metaphorische uitdrukking, die de volkomene zekerheid en den overvloed voorstelt, welke door de gelukzaligen in het paradijs zal worden genoten.

1Deze titel is ontleend aanvers 71.

2Behalvevers 54(Jallalo’ddin,Al Beidâwi).

3ZieHoofdstuk VI, vers 145.

4ZieHoofdstuk XXII, vers 5.

5Zijnde, de buik, de ingewanden en de vliezen, die de vrucht omsluiten.

6Of: zij die goed doen, zullen goed zelfs in deze wereld ontvangen.

7Laat dus hij, die zijnen godsdienst niet in zekerheid kan uitoefenen op de plaats, waar hij verblijf houdt, of geboren is, naar eene plaats van vrijheid en veiligheid ontvluchten (Al Beidâwi)

8Zijnde de eerste der Koreïshieten, die den waren godsdienst belijdt; ook de leider, of het hoofd der Moslems.

9Want zijne handen zullen aan zijn nek vastgeketend wezen, en hij zal niet in staat zijn iets anders te doen dan zijn aangezicht aan het vuur bloot te stellen (Al Beidâwi).

10Zijnde geen tegenspraak, gebrek of twijfel.

11Deze plaats stelt de onzekerheid van den afgodendienaar voor, die door het dienen van verschillende meesters afgetrokken wordt, en de voldoening des gemoeds, die den aanbidder van den eenigen waren God wacht.(Al Beidâwi).

12ZijndeMahometen zijne volgelingen. Sommigen veronderstellen, dat door de hierna volgende woorden, bijzonderAboe Bekrwordt bedoeld, dewijl hij de waarachtigheid van den profeet betuigde, wat zijne reis naar den hemel betreft.

13De Koreïshieten waren gewoon aanMahomette zeggen, dat zij vreesden, dat hunne goden hem eenig nadeel toebrengen, of hem van het gebruik zijner ledematen, of van zijne rede berooven zouden, omdat hij oneerbiedig van hen sprak.

14Volgens deze plaats zijn de zielen van hen die slapen, bij God; Hij ontvangt die, en zendt die dan eens terug en behoudt die dan weder, naar gelang de bepaalde tijd al of niet is afgeloopen. Het gebruik van het woordteveffa, in deze plaats, ondersteunt, wat wij in de noot vanHoofdstuk III, vers 48hebben gezegd. Wij doen bij deze gelegenheid opmerken, dat het woorden fous(meervoudig vannafs, zielרפש), persoon of individu beteekent en onderscheiden moet worden vanrouh, (רוח) ziel, geeft, hoewel derouh(meervoudigerwah) ook sterven beteekent, en dat de engelen mede moeten sterven, om daarna te worden opgewekt.

15Hun niet veroorlovende in hunne lichamen terug te keeren.

16Zijnde: In hunne lichamen als zij ontwaken (Al Beidâwi).

17Want niemand kan of durft zich vermeten, tusschen beiden te treden, tenzij met zijn verlof.

18Of door mijne eigene wijsheid.

19ZooalsKaroenvooral deed (zieHoofdstuk XXVIII, vers 76).

20Zooals dienovereenkomstig geschiedde; want zij werden met een hevigen hongersnood van zeven jaren gestraft, terwijl zij de dappersten hunner krijgshelden in den slag vanBedrverloren (Al Beidâwi).

21Aan hen, die oprecht berouw beloven en zijne eenheid beleiden; want de zonden der afgodendienaars zullen niet vergeven worden, zieHoofdstuk II vers 75noot.

22Al Beidâwizegt: De eerste maal. Hij veronderstelt dus, dat er slechts twee malen zal worden geblazen (gelijk er ook slechts twee keeren uitdrukkelijk in den Koran zijn vermeld), terwijl anderen veronderstellen, dat het driemaal zal geschieden. VolgensYahyaen anderen, zal de tijdruimte tusschen deze twee trompetgeschallen, veertig dagen wezen, anderen gelooven echter, dat dit vele jaren zal bedragen.

23Sommigen zijn van meening, dat de engelenGabriël, Michaël, Israfilen de engel des doodsIsraïl, niet in datzelfde oogenblik maar later zullen sterven, opdat het woord van God, volgens hetwelk alle wezens zullen moeten sterven, verwezenlijkt worde. Daarna zullen allen herrijzen.

24ZieHoofdstuk VII, vers 23enHoofdstuk XI, vers 115. Het schijnt, alsof, door deze woorden, de verdoemden hunne vernietiging aan Gods besluit van voorbeschikking wijten.

25Dit is eene metaphorische uitdrukking, die de volkomene zekerheid en den overvloed voorstelt, welke door de gelukzaligen in het paradijs zal worden genoten.


Back to IndexNext